Bright, zondag 23 januari 2011

Een dip

Emotioneel heb ik een dip. Een dip die begint en zich verder ontwikkelt op weg van Beechworth naar Bright. Niet door specifieke gedachten die voortdurend in mijn hoofd malen. Het is een gevoel dat langzaam ontstaat. En het heeft te maken met mijn moeder.

Elke dag denk ik aan mijn moeder. Het kan komen op een moment dat we hard aan het werk zijn, zwoegend de berg op. Dan denk ik “Zou ze trots op me zijn geweest?” of het komt wanneer we lekker aan het kletsen zijn en ik me gelukkig voel. Heel calvinistisch gaat dat geluksgevoel dan samen met een gevoel van schuld. Dat ik niet mag genieten omdat mijn moeder dood is. De gedachten en de momenten zijn heel wisselend. Soms vervelend; soms niet.

Maar nu zijn het geen gedachten gekoppeld aan momenten; het is een sluimerend verdrietig gevoel. Alsof ik iets mis. En ik weet natuurlijk wat ik mis. Namelijk dat de moeders altijd aanwezig zijn tijdens een reis. Ook al zijn we ver weg, onze moeders reizen altijd met ons mee. Het thema, mijn thema, sinds het overlijden van mijn moeder heb ik ook meegenomen op reis: dat ik me ontworteld voel, dat ik zoiets fundamenteels kwijt ben geraakt en dat ik me daardoor instabiel voel. En dat dit gevoel me op dit moment aan alle kanten inhaalt.

Hotham Heights, maandag 24 januari 2011

Ondanks dat ik mijn weemoedigheid met me mee draag, beïnvloedt het niet alles wat ik doe. Het slaat me niet meer lam, zoals dat het wel heeft gedaan de maanden na het overlijden van mijn moeder. Ik beleef zeker nog wel plezier aan de fietstocht van Beechworth naar Bright. Een rit die we volledig kunnen fietsen op de rail trail, het oude spoor dat nu is omgetoverd tot geasfalteerd fietspad. In plaats van op de weg zeilen we de eerste 20 kilometer het fietspad af van Beechworth naar Everton. In geen verte is de weg te bekennen. Het is een mooi pad dat dwars door de bomen snijdt.

Bij Everton komen we het bosrijke gedeelte uit. Om ons heen zijn lieflijke goudgele heuvels met af een toe een huis of een boederij er op. Het zonnetje schijnt. Van Everton loopt de rail trail – heel langzaam stijgend – naar Bright. Het fietspad loopt hier wat vaker vlak langs de Great Alpine Road, de weg naar het alpinegebied, waar in de winter volop geskied wordt. Het maakt niet uit dat we de weg zien omdat we nog steeds, zonder op ander verkeer (behalve tegemoetkomende fietsers) te hoeven letten vrijuit kunnen fietsen.

In Bright vinden we een camping die vlak bij het dorp ligt. Ellu neemt een plaats met elektriciteit. Eigenlijk omdat ik heb aangegeven dat ik niet voortdurend bezig wil zijn met het zoeken naar stroom voor alle apparatuur die we bij ons hebben. Op een camping heb je wel stopcontacten in wc’s enzo maar ja, ik heb ook geen zin om daar te gaan zitten wachten totdat mijn gps eindelijk eens is opgeladen. De man bij de receptie vertelt dat we de laatste plaats (à 50 dollar per nacht) hebben want het is behoorlijk druk; er is op zondag namelijk een grote wielerwedstrijd in Bright. Aangezien we 2 dagen in Bright willen blijven, maken we deze wedstrijd dus mee. Leuk!

Met moeite vinden we een stuk waar de grond recht is. De camping is het geld niet helemaal waard maar we zijn wel blij met de laatste plek mét elektriciteit. Die zonder liggen namelijk de hele dag in de zon. Niet fijn want het is heet in Bright (tussen 30 – 35 graden) Uiteindelijk is de schaduwplek waar we het meest blij mee zijn; elektriciteit hebben we alleen maar gebruikt om onze tandenborstel op te laden!

In Bright zelf is het een vrolijke drukte van belang. Overal zijn, fietsen, zitten wielrenners. In het park aan de rivier, tegenover onze camping, is een wielermarkt en spelen verschillende bandjes hun muziek. Het is gezellig. Over de wielerwedstrijd horen we dat er verschillende afstanden zijn en dat de langste afstand die van 250 kilometer is waar twee behoorlijke zware klimmen inzitten. Eén daarvan gaan wij doen. Onze extra dag in Bright komt goed uit want zo doen we de klim in ieder geval niet tegelijk met vele, vele andere wielrenners.

It’s a beautiful day

Om 4 uur de volgende ochtend worden we wakker met “It’s a beautiful day” van Queen. Op zich een mooi nummer om mee wakker te worden maar lieve jongens en meisjes van de wielermarkt, om 4 uur! Gelukkig gaat eerst het volume zachter en vervolgens gaat de muziek helemaal uit. We kunnen nog eventjes verder slapen. Echt goed slapen doe ik echter niet want ……. ja, we liggen niet helemaal recht.

In de ochtend wanneer er nog koelheid in de lucht zit, gaan we voor een wandeling op loopafstand van Bright. We kiezen voor deze wandeling omdat de mogelijkheid bestaat dat we een platypus/vogelbekdier zien. Die zien we natuurlijk niet maar de wandeling is zeer de moeite waard. Vooral omdat het zo rustig is en we mooie crimson rosella’s zien en mijn favoriet, de lachende kookaburra. Hij heet niet voor niets de lachende kookaburra want zijn roep lijkt op het luide gelach van een aap: oeh oeh oeh oeh, a-ah, a-ah a-ah op hoge scherpe toon. Het is ook leuk om door Bright zelf te lopen. Het plaatsje ligt namelijk erg mooi omgeven door bergen van 1000 meter hoogte of meer. Bright zelf ligt op 300 meter hoogte maar door de bergen er om heen heb je heel snel het gevoel dat je in een skidorp bent. Trouwens, dat is het in de winter ook!

In het begin van de middag zijn we weer terug bij de tent. Het is tijd om wat klusjes te doen. Ellu doet de was en ik vervang de remblokjes. Voor het eerst. Maar omdat we nieuwe Maguraremmen op Lien hebben zitten, verwacht ik geen problemen. Juist bij deze remmen is het een kwestie van heel simpel de versleten remblokjes er uit halen en de nieuwe er in klikken. Het gaat heel gemakkelijk maar wanneer ze ook aan de achterkant er in geklikt zijn, loopt de rem daar behoorlijk aan. Dat zou niet zo mogen zijn want het hele idee van Magura remmen is dat éénmaal goed afgesteld aan het begin je er geen gedoe mee zou hebben. Wel dus!

De herinnering komt terug aan Vang Vieng in Laos. Daar hadden we al geconstateerd dat de remmen niet op gelijke afstand van de velg zitten. Dat was de reden dat we daar online zijn gegaan om vervolgens die remmen te vergeten omdat we vanwege mijn moeder hals over kop naar huis terug moesten. Toen Lien Masjien maanden later eindelijk thuis kwam, hebben we er ook niet meer aan gedacht. Stom van ons zijn we voor ons vertrek ook niet meer langs de fietsenmaker geweest voor controle van de fiets. Dan was dat wellicht naar voren gekomen (maar misschien ook wel helemaal niet).

We zitten met een aanlopende rem en proberen nog wat te stellen. Het lijkt te lukken maar dan toch weer niet. Gelukkig is de fietsenmaker open, hebben ze ervaring met dit soort remmen en zo hopen we de remmen dan goed afgesteld terug te krijgen. Zelf blijven aanklooien, is geen goed idee want het frustreert alleen maar. Terwijl Ellu wacht in het café met WiFi ga ik de fiets ophalen. Lien Masjien staat al buiten met het bonnetje er om heen. Wat een heerlijk idee dat ze is gerepareerd. De fietsenmaker legt uit wat hij heeft gedaan en draait het achterwiel rond. Dat prompt weer tegen de rem loopt! Hij snapt er zelf ook helemaal niets van. Na een paar rondjes van stellen, testritje, achterwiel ronddraaien, weer aanlopen, krijgt hij nog een idee. En ja hoor na het testritje loopt er niets meer aan en staan de remblokjes netjes op gelijke afstand van de velg. Hè, hè, eindelijk zoals het hoort. Zoals ze hadden horen te staan bij aflevering van de fiets!

Met de billen (bijna) bloot

Enigszins door de hitte bevangen (door al die testrondjes zonder hoofdbescherming) ben ik blij dat we naar de tent terug gaan om daar even rustig bij te komen. Dan komen we op het lumineuze idee om met onze dikke reten in het schaduwrijke riviertje te gaan zitten dat voor onze camping langs stroomt. Dát riviertje waar iedereen lekker in zwemt om afgekoeld te raken. Voorzichtig lopen we over de keitjes het water in. Langzaam laten we onze warme lijven zakken in de rivier. Het is heerlijk koud en de verkoeling doet ons goed. Dat we dit nog niet eerder hebben gedaan, is ons een raadsel.

Bij het schemeren lopen we nog even naar het dorp. Voor de geplande wandeling om wombats te spotten, heb ik geen puf. Al snel zijn we weer terug in de buurt van “ons” café met WiFi. Dan bedenkt Ellu dat we best kunnen skypen. Als stiekemerds gaan we tegenover het café op een bankje zitten. De WiFi verbinding is ook daar best goed. We kunnen dus skypen. Ellu belt haar moeder en hoort dat het allemaal goed gaat. Ik bel naar mijn zus, Marijanne in India. Ook dat gaat zonder problemen. Mijn moeder is er niet meer maar Marijanne is er wel. Terwijl het donker wordt, Ellu nog snel een VB (Victoria Bitter = biertje) haalt bij de Woollies en de muggen op ons feest vieren, praat ik over van alles en nog wat met Marijanne. Natuurlijk ook over mama. En dat is fijn, dat doet me goed. Met een opgeruimd gevoel ga ik slapen. De weemoedigheid is er nog maar stukken, stukken minder dan een paar uur daarvoor. Lang leve Skype en lang leve mijn lieve zus.

The only way is up

De dag van de eerste grote klim breekt aan. Vandaag fietsen we van Bright op 300 meter hoogte naar Mount Hotham op 1839 meter hoogte. We hebben de wekker om 6 uur gezet omdat we verwachten lang nodig te hebben en omdat we de hitte proberen te vermijden. Om 7 uur zitten we op de fiets. Eerst langzaam stijgend naar Harrietville dat op 25 kilometer afstand ligt op ongeveer 500 meter hoogte. Ook vandaag zijn er nog behoorlijk wat wielrenners op de weg waarvan een paar het niet kunnen laten om zeer verbaasd te zijn over het feit dat wij (in de zin van 2 dames op een tandem met alle bagage) naar Mount Hotham gaan. Laat ze maar lekker verbaasd zijn; wij weten wat we kunnen en we hebben er zin in!

In Harrietville zit het plaatselijke café vol met wielrenners. Omdat het zo druk is, moeten we best lang wachten op onze koffie. We raken in gesprek met 3 heren die de dag ervoor in de wedstrijd 200 kilometer hebben gefietst. Het is een leuk gesprek dat voornamelijk over fietsen gaat maar waar we ook van Aussies zelf wat geluiden horen over de huidige eetcultuur in Oz. Ze hebben namelijk een ontbijt besteld dat enorm is. En wat ze aangeven is dat Australië wat eten betreft net een Amerikaanse staat is. Met andere woorden dat ze de kant van Amerika op gaan. Iets dat ons ook enorm is opgevallen. We zouden hier zelfs met fietsen erbij gemakkelijk aan kunnen komen. Standaard is een hoofdgerecht genoeg voor 2 personen. Ik hoop echt dat het in ons land nooit zover zal komen.

Na de koffie en een gedeelde muffin beginnen we aan het echte werk. Er is nog 30 kilometer te gaan en nog 1329 meter te stijgen. Op een zeer steile haarspeldbocht na met de naam The Meg is de eerste 15 kilometer goed te doen. Maar ook the Meg komen we goed door. We zijn een beetje verrast over hoe gemakkelijk het ons af gaat. Om 12 uur nemen we een korte pauze en zijn dan nog 15 kilometer van Hotham verwijderd. Oh, denken we, dit gaat goed zo. We spelen zelfs even met het idee om naar Omeo door te fietsen. Maar dat idee laten we snel varen want in de laatste 15 kilometer zitten ook nog een paar steile korte afdalingen. En dat moet dan ook weer geklommen worden.

Terwijl we Mount Hotham omhoog fietsen zien we het landschap veranderen. In eerste instantie is het nog behoorlijk bosrijk en worden we omgeven door verschillende soorten hoge bomen. Wat voor bomen het zijn, weten we niet1 maar ze geven ons ook daadwerkelijk het gevoel dat we naar een alpinegebied gaan. Op zo’n 1000 meter hoogte zien we de bomen veranderen. Ze zijn kaal en hebben een witte bast (mountain ash). Als lucifers met zijtakken vullen de hellingen. Door de bomen heen kun je naar beneden kijken. Het is een vreemd en ook mooi gezicht. Hoe hoger we komen; hoe kaler het wordt. En hoe kouder het wordt. Ondanks dat we klimmen en dus zweten, trekken we op 1200 meter hoogte onze fleece jassen aan. De hele weg is het bewolkt geweest. Iets waar we heel blij mee zijn want met zon was het nog zwaarder geweest, maar nu komt het zonnetje er af en toe door. Gezien de temperatuur is het zonnetje op deze hoogte zeer welkom.

En up

Na een stuk klimmen van gemiddeld 9% komen we aan bij de Bernards pass en de afslag naar Dargo. De beschutting van de snow gums verdwijnt en we zijn volledig overgeleverd aan de elementen. Borden waarschuwen voor harde zijwind en regelmatig drukt die zijwind ons dan ook de weg op (en gelukkig niet de weg af). Het is hard werken vooral wanneer we na een heerlijke steile afdaling net zo hard (eh, heel langzaam eigenlijk) weer steil omhoog moeten. We zwoegen en zweten op stukken van 16% maar het lukt ons om de pedalen rond te blijven draaien. Ondertussen kijken we ook onze ogen uit. We kijken uit over de Australische Alpen, we rijden langs diepe afgronden waar de vegetatie er uit ziet als de Veluwe met tinten wit, grijs, groen. Een enkel bloemetje geeft er wat kleur aan. Het is een heel mooi gebied.

Na weer een steile afdaling volgt de laatste ook steile klim. Man, wat hebben we het zwaar maar weer blijven we kracht zetten en gaan de pedalen rond en rond. Heel langzaam gaan we zo meter voor meter voor uit. We worden vanuit auto’s aangemoedigd en bijna op het hoogste punt krijg ik er kippenvel van en schieten de tranen me in mijn ogen. Op 1839 meter hoogte voelen de bovenbenen als blokken, hebben we rode hoofden van inspanning en richt de neus van Lien zich eindelijk weer naar beneden. We hebben het gehaald. We zijn op Mount Hotham.

Omeo, dinsdag 25 januari 2011

Verwennerij

Als beloning dalen we (een beetje) af naar het ski-oord Hotham Heights. In de winter is het hier enorm druk maar in de zomer is het net een spookstadje. We besluiten dan ook om niet in Hotham Heights te slapen maar verder te fietsen naar Dinner Plain. Maar dan zien we het restaurant annex hotel annex winkel The General (van general store) en besluiten om in ieder geval even uit te rusten. We stappen The General in en voelen ons meteen zeer welkom. Hoewel de keuken dicht is, wordt er toch nog lunch voor ons klaar gemaakt. De koffie is er heerlijk. Maar wat vooral geweldig is, is het uitzicht. Nadat we ook het luxe heerlijke appartement hebben gezien, met een wijds uitzicht over de Alpen is de keuze snel gemaakt. Voor 150 dollar is het een goede prijs voor een prachtig mooie plek. We weten dat we het in Dinner Plain niet goedkoper kunnen krijgen.

Bruthen, woensdag 26 januari 2011

Het appartement is zo heerlijk dat we er verder niet meer uitkomen. Met het prachtige uitzicht op de achtergrond genieten we van het er zijn. In het heerlijke bed slapen we goed. Uitgerust staan we op. Omdat we maar een kilometer of 55 hoeven te fietsen, doen we het in de ochtend heel rustig aan. Pas om half 10 zitten we op de fiets, op weg naar Omeo.

De eerste stop is Dinner Plain. Met terugwerkende kracht zijn we blij dat we bij the General zijn gebleven. Het is een alleraardigst “dorp” en we hadden er ook vast en zeker een lekkere kamer kunnen krijgen maar niet met dat prachtige uitzicht dat we bij the General hadden. Voor ons is het in ieder geval wel een prima plek voor een stopje met koffie en wat lekkers. Dit keer delen we niet maar vergrijpen we ons aan een muffin en een lemon slice. Alsof we vandaag naar Hotham Heights geklommen zijn! Ook Dinner Plain is – net als Hotham Heights – vrijwel uitgestorven in de zomer. Het geeft ook hier een gekke sfeer.

Vanaf Dinner Plain dalen we vooral af. Vooral de stukken waar we geleidelijk afdalen, zijn heerlijk. Dan hoef ik ook niet zo enorm op te letten. Andere stukken zijn steiler en dan gaan we met volle aandacht in vaart de berg af. Op een bepaald moment ligt er een mooi stuk asfalt recht naar beneden. In de verte zie ik de heuvel weer om hoog gaan. In volle vaart stort ik ons de heuvel af. We gaan hard, heel hard en stoppen – heuvel op – wanneer de vaart weer weg is. De adrenaline vliegt door onze lijven, we giechelen als twee kleine meisjes want allebei vonden we het heel spannend. De gps geeft aan dat we 77 kilometer per uur zijn gegaan. Wouw!

Het is vandaag zonnig en op de stukken waar we nog wel moeten klimmen, merken we dat het warm is. Ook de vliegen zijn blij met de zon want in vergelijking met de bewolkte dag gisteren zijn ze nu opvallend vaak en met veel aanwezig. Zodra de vaart door een klim naar beneden gaat, proberen ze in je neusgat, je oren of je ooghoek te kruipen, als het maar lekker nat, warm en vochtig is. Het leidt enorm af maar gelukkig heeft Ellu de oplossing. De vliegennetjes gaan op. We zien er niet uit maar houden de vliegen in ieder geval weg van ons gezicht. En nu ons gezicht niet meer beschikbaar is, lijken ze ook geen interesse meer te hebben in onze armen & benen. Wij blij!

Plakkerigheid

Na een nacht van luxe in Hotham Heights gaan we in Omeo weer in de tent. We staan op een mooi grasplekje onder de schaduw van de bomen, langs een kreek. Het uitzicht is goed: we zien goudgele heuvels om ons heen. ‘s Avonds is de temperatuur zeer aangenaam. Het is lekker om bij de tent te zitten. De nacht is helaas een andere zaak. Het is koel maar plakkerig in de tent en in de loop van de nacht gaat het steeds harder regenen. Ook onweert het nog maar gelukkig trek dát heel snel weg. Het is een slechte nacht maar met onweer had ik waarschijnlijk helemaal niet geslapen.

Wanneer we ‘s ochtends wakker worden, hebben we allebei slecht geslapen. Ook is de tent nog zeik- en zeiknat. Lekken doet hij echter niet: boven onze hoofden heeft zich in een dikke kuil in het tentdoek een behoorlijke hoeveelheid regenwater verzameld en onder de binnentent staan ook wat plasjes water. Ondanks dat is alles droog gebleven, behalve de tent zelf dus.

Vanuit Omeo fietsen we naar Bruthen. Het zal een dag van ongeveer 100 kilometer worden maar gelukkig zijn er in de eerste 50 kilometer twee plaatsjes waar we koffie kunnen drinken en even kunnen rusten. Ook al is het vandaag Australia Day (een feestdag) de bakker in Swifts Creek en de winkel in Ensay zijn gewoon open. Heel fijn voor ons.

Het eerste stuk naar Swifts Creek fietsen we eerst nog in de zon maar voor ons zien we zwarte wolken opdoemen. Het ziet er heel dreigend uit maar gelukkig blijft het nog droog. Het fietsplezier is er niet minder om. Een kleine domper komt wanneer we een wombat midden op de weg zien liggen. Onze eerste wombat deze reis is een dode aangereden wombat. We worden allebei een beetje verdrietig van dat zo’n mooi beest dood op de weg ligt.

Terwijl we fietsen, zien we een tegenligger afremmen. Het is duidelijk dat hij ons moet hebben. Hij vertelt ons dat we de zijweg kunnen nemen. Het is een mooie route die vanzelf weer aansluit op de Great Alpine Road. We hadden de zijweg al gesignaleerd maar omdat we niet wisten waar deze weg naar toe gaat, zijn we door gereden. Nu weten we dat het kan en grijpen we deze kans met beide handen aan.

Wombat alert

Het is een rustige weg die 20 kilometer lang een kronkelende rivier volgt. Een weg waarop we nog geen kilometer zitten of ik hang in de remmen. Vlak links van me (we fietsen hier links) schiet een wombat de berm in. We kunnen het niet geloven: we zijn nauwelijks weg van de grote weg die ook zeker niet druk is en we zien een wombat in het wild. Op ons gemak kunnen we hem bekijken terwijl hij langzaam maar zeker steeds verder de bosjes in gaat. De rest van de route genieten we van de natuur maar een wombat zien we niet meer. We prijzen ons gelukkig met de wombat die we wel hebben gezien.

Ondanks dat we meer dalen, is het voor mij geen makkelijke dag. De slechte nachtrust ligt er aan ten grondslag maar ook de pijn in mijn rug. Bij het stijgen krijg ik er last van maar ook wanneer er niet teveel inspanning wordt gevraagd. Of juist bij ontspanning na een klim. Eigenlijk kan ik er geen peil optrekken maar dat het er is, is een feit. Een vervelend feit waar ik niet veel aan kan doen behalve vaak stoppen. Want zodra ik van de fiets af ben en mijn rug kan strekken, gaat de pijn even weg. Ik geniet van de route die we fietsen maar wanneer het begint te regenen en we ook nog 10 kilometer geleidelijk moeten klimmen, voel ik mijn lijf stijver en vermoeider worden. De laatste 30 kilometer fiets ik vooral functioneel. Fiets ik om aan te komen in Bruthen. Na de klim van 10 kilometer en een afdaling over nat glad wegdek volgt er vlak voor Bruthen nog een laatste klimmetje. Met natte fietskleding aan, draaien mijn benen nog maar net rond, doet mijn rug zeer en is mijn hoofd druk bezig met in Bruthen willen zijn. Bruthen dat maar niet lijkt te komen.

Maar dan op de top van de heuvel zijn we er eindelijk. Rechtstreeks rijden we naar Le café waar we onszelf verwennen met koffie, scones met dikke slagroom en zelfgemaakte jam. De camping is geen optie. We zijn nat, de tent is nat en buiten is het nat. We boeken een nacht in Bellas, een heel huis dat van alle gemakken is voorzien. Ik kijk vooral uit naar het bed dat al staat te lonken vanaf het moment dat we hier binnen stapten.

Marlo, donderdag 27 januari 2011

In het echte bed slaap ik heerlijk. En ik ben echt niet de enige! We staan om kwart over 7 op, 3 kwartier later dan normaal. Rustig aan eten we ons ontbijt, ruimen we de spullen op en tuigen we Lien Masjien op. We hebben geen haast. Vandaag is een dag van 85 kilometer zonder al teveel klimwerk en het blijft licht tot ongeveer half 9. Tijd zat dus.

We draaien de weg op en zien dat de bakkerij al open is. Eerst een bak goede koffie want de volgende stop is pas in Nowa Nowa en dat ligt zo’n 27 kilometer verderop. Even snel koffie drinken is er niet bij omdat we in gesprek raken met twee wielrennende mannen. Zij willen dingen van ons weten en wij van hun. Omdat we het plan hebben om de volgende dag te proberen de Princess Highway (de A2 van Australië) te vermijden, zijn we nu al informatie aan het inzamelen over de alternatieve route die we gevonden hebben met de gps. De mannen kunnen ons echter niet verder helpen. Dan maar in Marlo verder vragen.

Cann River, vrijdag 28 januari 2011

Weer een rail trail

In Bruthen kunnen we tot ons grote plezier meteen de East Gipsland Rail Trail op. We hebben besloten om de bergen voorlopig achter ons te laten, vooral vanwege mijn rug, en meer naar de kust te gaan. In de geplande route via Suggan Buggan naar Jindabyne zit zoveel zwaar klimwerk dat ik er al rugpijn van krijg als ik er alleen maar aan denk. De route dichter langs de kust zal zeker minder zwaar (moeten) zijn. In ieder geval weten we dat de rail trail route vandaag nauwelijks klimwerk heeft en dat is mooi meegenomen.

Deze rail trail is wat minder beschaafd dan die bij Beechworth. Hij is ook niet geasfalteerd. Het is een prima route om te rijden maar de gravel en soms zelfs zand geeft ons af en toe het gevoel dat we slakken zijn. Het is ook best hard werken; voortdurend is er weerstand, zijn er keien, moet ik takken op het pad ontwijken of glijden we in het zand vooruit. Dat laatste geeft een beetje het gevoel alsof we als een achtbaanautootje vooruit worden gestuwd: je ziet jezelf voorwaarts bewegen maar controle heb je er niet over. Ook staan er hekken wanneer we een weg moeten kruizen. Met die enorme tandem van ons passen we daar natuurlijk niet door. Dus dat is op- en dan weer afstappen.

Volop gekke beesten

Los van de vertragende ondergrond en de hekken is het een prachtige route. Maar heel soms raakt de rail trail de snelweg, maar voor zeker 90% fietsen we alleen in de bossen. Af en toe zien we een hoppertje weg springen. Soms vlak voor onze neus; soms op afstand. Ook nu weer zien we ze zodra we van de weg met auto’s af zijn. Ons geluk kan niet op wanneer we ook nog een echidna (Australische variant op de egel) op het pad tegen komen. Zodra we in de buurt komen, rolt hij zich helemaal op. Heel rustig staan we naar de echidna te kijken. Wellicht waant hij zich veilig want ineens komt daar die lange neus naar buiten. Heel grappig.

De hoppertjes & de echidna zijn helaas niet het enige wild life dat we tegenkomen. Rusten op deze route is vrijwel onmogelijk vanwege de enorme grote horzels die ons binnen een mum van tijd vinden zodra we één voet van de trapper op de grond zetten. Ze zijn ronduit irritant maar relativerend moet ik erbij zeggen dat ze niet zo bloeddorstig zijn als de horzels die we tijdens het fietsen en lopen tegen zijn gekomen in Chile. Daar hadden we ook last van ze zodra we heel langzaam fietsten (dat is dus meestal wanneer je je heftig in het zweet werkt om een heuvel/berg op te komen). Hier zijn ze alleen vervelend bij het stoppen: ze zoemen eerst als gekken om dan toe te slaan en je te prikken op een zo lekker mogelijk plekje.

Na de enige stop in Nowa Nowa is er 38 kilometer lang niets meer tussendoor. De horzels beletten ons om een lekkere ruststop te hebben én de trail vordert langzaam met als resultaat dat het een lange fietsdag is. Wanneer we in Orbost aankomen, zitten we al bijna 5 uur op de fiets, niet meegerekend de stops, het plassen en dat soort dingen. Nee, 5 feitelijke fietsuren waarvan de laatste traag gaat omdat er een slinger in de voorband zit. We hobbelen de laatste kilometers op de rail trail maar willen niet stoppen in verband met de horzels dus hopen we dat we Orbost met de hobbel gaan halen.

Orbost halen we niet maar wel teer. In de schaduw van een grote boom op een geasfalteerde weg op 3 kilometer afstand van Orbost verwisselen we de buiten- en binnenband. Het gehobbel is te erg om door te fietsen en een onderdeel van de rem loopt aan tegen de band. Alle spullen gaan van de fiets af en horzelvrij vervangen we de hele boel. Soepeltjes rijden we Orbost binnen, de plaats met een grote supermarkt en de plaats om even te rusten alvorens we de laatste 15 kilometer naar het kustplaatsje Marlo fietsen.

Marlo is maar zo, zo

Marlo ligt mooi aan de kust maar het is niet wat we er van verwacht hebben. Er is weinig te beleven. Het terras bij de pub is helemaal vol want het is de enige plek om buiten te zitten, dus kopen we een blikje VB om op te drinken op het grasveld terwijl we uitkijken op de plek waar de snowy river de zee ontmoet. Er mag dan weinig te beleven zijn, de huizen liggen prachtig aan zee. Het is een slaperig zeedorp waar je gerust heel oud zou kunnen worden.

‘s Avonds praten we met elkaar over de toekomst, over wat we zouden willen en wat we dan moeten doen om het te bereiken. Dit soort gepraat, hoort bij zo’n reis. Het zijn de momenten dat we herijken waar we staan en waar we naar toe willen. Nu is vooral duidelijk dat in onze toekomst “buitenland” zit maar hoe en wanneer ligt volledig open. Sowieso moet het financieel ook allemaal haalbaar zijn.

De toekomst is één; het heden een ander. Ik merk dat ik nauwelijks onbevangen kan genieten. Het gevoel van volledig vrijheid, van volledig onbevangenheid dat eerdere reizen kenmerkte, heb ik nu bij vlagen. Dat mijn rug zeer doet, helpt niet mee maar tegelijkertijd vraag ik me ook af hoe het kan dat ik juist nu zo last heb van mijn rug. Een jaar geleden ben ik vlak voor de reis nog behandeld voor hetzelfde probleem maar toen heb ik nergens last van gehad. Nu heb ik voortdurend last. Zit het ook tussen mijn oren? Is het sypisch, zoals mijn moeder zou zeggen? Ik probeer er zo goed als ik kan mee om te gaan. Maar de ene keer gaat dat wel en de andere keer niet. Soms kan ik het voorbij laten gaan en soms moet ik ineens van de fiets af omdat de spanning op mijn rug teveel wordt. Hoe dan ook: ik zou vrijer fietsen wanneer de rugpijn er niet zou zijn.

Slecht advies

De dag begint met een vriendelijk gebaar van onze buren op de camping: we krijgen gekookt water voor thee. Dat scheelt weer. Dan hoeven wij niet het brandertje aan te doen, water te halen en te wachten totdat het kookt. Lief van ze. Ondanks dat we onbedoeld hebben uitgeslapen (7.15) zitten we toch nog vrij snel op de fiets. We fietsen richting kaap Conran en hopen daar in de buurt de Old Coastal Road op te gaan, een gravelweg richting Cann River. Op de camping hebben we gehoord dat de old coastal road in ieder geval begaanbaar is tot aan Bemm river. Of er daar dan een brug over de rivier is, weet men niet. Nou ja, wij gaan gewoon en dan zien we daar wel weer wat we doen. Vanaf dat punt kunnen we ook terug naar de Princess Highway.

Met het windje in de rug zijn we binnen een mum van tijd de weg naar Cape Conran afgefietst. We komen bij de afslag naar de Old Coastal Road en we hebben mazzel: 2 werknemers van Vic Roads (Verkeer- en waterstaat van Victoria) eten hun boterhammetje. De weg loopt helemaal door tot aan Cann river en is prima te doen, zeggen ze. Vol goede moed begeven we ons op deze weg. De eerste kilometers rijden prima. Helaas zijn er wel horzels maar aangezien het goed doorrijden is, kunnen we ze wel hebben. Maar dan zien we de weg veranderen. Van een gravelweg verandert het in een zandweg en regelmatig staan we met het wiel vast in het diepe zand. En dan komen daar de horzels. Jammer maar helaas maar zo wordt het een hellerit; we keren weer om en nemen ons verlies. Dan maar richting Princess Highway.

Take the high road

Deze snelweg is druk voor Australië maar rustig vergeleken bij de A2. Je kunt het meer vergelijken met een provinciale weg. Toch is het geen gemakkelijke weg om te fietsen. De weg gaat op en neer en is op sommige stukken zeer smal. De meeste tijd is er geen vluchtstrook. Maar de auto’s razen wel aan je voorbij. Personenauto’s gaan nog wel maar SUV’s met aanhanger of vrachtauto’s met dubbele oplegger kunnen levensgevaarlijk zijn. We treffen het niet: net op de stukken waar het smal is en waar er nauwelijks een berm is, worden we door vrachtauto’s ingehaald. We rijden altijd defensief dus veel kan er niet gebeuren. De regel met vrachtauto’s is dat we van de fiets af gaan zodra er een vrachtauto aan komt. Met weinig ruimte proberen we zoveel mogelijk van de weg af te leunen. Het is behoorlijk intimiderend wanneer zo’n enorm ding aan je voorbij raast.

Het kost ons hoe dan ook meer energie om op zo’n weg te rijden. Van de omgeving kunnen we nauwelijks genieten. Wel jammer, want deze snelweg ligt heel mooi. Maar onze ogen kunnen beter op de weg en het verkeer gericht zijn. Ondertussen is het ook veel klimmen. Gelukkig niet steil maar wel steeds klimmetjes van een kilometer of 5 gevolgd door een afdaling die we wat voorzichtiger nemen dan normaal. Ook merken we dat de weg af en toe slecht is. Dat betekent dat we dubbel uit moeten kijken.

Na inspannende, spannende en vermoeiende 45 kilometers zijn we blij dat we bij Cann River aankomen. Het dorp ligt op een kruising van 2 highways, de Princess Highway en de Monora Highway naar Canberra en er zijn maar liefst 3 motels. Wij slaan ons kamp echter op de camping op die er heel prettig uitziet ondanks dat de faciliteiten heel basis zijn en het aan de snelweg ligt. Cann River is een grappig dorp. We hebben hier heel erg het gevoel dat we in afgelegen gebied zijn, alsof we al in de Australische Outback zijn. We vinden Cann River leuk.

Yes we cann but cann they?

De pub in het plaatselijke hotel is een interessante plek om te zijn. We gaan er ons avondeten nuttigen maar daarnaast kijken we onze ogen uit. Het is een bonte verzameling van mensen in het Cann River Hotel. Dat er ook nog zoveel mensen zijn, verrast ons enorm. Het is vrijdagavond dus wellicht dat iedereen komt voor het Happy Hour en de raffle (loterij). In ieder geval krijgen we bij sommige mensen ernstig het gevoel dat ze niet het resultaat zijn van het samenkomen van een sterke genenpool. Ja, met weinig mensen om uit te kiezen, is dat wellicht niet zo heel vreemd.

Merimbula, zondag 30 januari 2011

Een grens over

Van Cann River kunnen we de Princess Highway vervolgen om in Sydney te komen, of we kunnen een omweg maken zodat we 2 dagen minder op deze snelweg zitten. We kiezen voor het laatste. We kiezen er voor om naar Bombala te fietsen. Bombala ligt meer landinwaarts en de snelweg er heen heeft een B-nummer en niet zoals de Princess Highway een A. Ook fietsen we er op zaterdag en volgens de vrouw uit de pub scheelt dat in ieder geval in trucks. Die zullen er haast niet zijn. Heel fijn.

Niet alleen zien we nauwelijks vrachtwagens; ook gewoon verkeer is er vrijwel niet. Dit is een hele rustige snelweg. Zo rustig dat we in de eerste 10 kilometer in het veld een paar groepjes kangoeroes zien zitten. En weer worden we daar erg vrolijk van. Hoe hun koppies onze kant opdraaien, hoe ze ons aanstaren en hoe ze sierlijk met grote sprongen weghoppen van ons vandaan. Een prachtig gezicht en het gaat maar niet vervelen.

De eerste kilometers gaan soepel. Er zijn wat lichte heuvels en we rijden in de schaduw van de grote bomen om ons heen. Het is heerlijk fietsen maar we weten dat ons wel wat klimwerk te wachten staat. Cann River ligt namelijk op zo’n 100 meter hoogte en Bombala op 725 meter. Om er te komen, moeten we eerst naar 775 meter. Een fikse stijging dus weer maar nog altijd één die beter te doen lijkt dan die naar Suggan Buggan en uiteindelijk Jindabyne.

De eerste behoorlijke klim naar 300 meter gaat zonder problemen. Het enige dat storend is, zijn de horzels. Ook nu vinden ze ons bij een stop. Omdat er geen echte heftige afdalingen zijn, blijven ze ook bij ons. Volgens Ellu is het steeds dezelfde groep horzels die zodra we stoppen als gekken om ons heen gaan zoemen. Zodra we weer gaan fietsen, zitten ze uit de wind op onze bagage of op mijn helm, een gratis ritje bergopwaarts. En helaas beginnen ze ons ook lastig te vallen, en Ellen te steken, wanneer we een klimmetje inzetten en dus minder vaart hebben. Los van elkaar denken we allebei aan de “grote” klim van 6 kilometer waarin we 300 meter gaan stijgen. Gelukkig is daar de wind. Niet alleen verkoelt de wind maar jaagt hij de horzels ook weg. Ook al wordt hij naarmate de dag vordert harder; de wind is onze grote vriend.

Tien kilometer nadat we de staatsgrens van Victoria naar New South Wales zijn overgegaan, begint de grote klim naar 775 meter. 300 meter over 6 kilometer is in principe 5 procent gemiddeld maar ja, de werkelijkheid is geen statistisch gegeven. De werkelijkheid is zoals de werkelijkheid is: het stijgingspercentage varieert. De eerste 500 meter zien we op afstand al heel steil omhoog liggen: 10 procent en ineens is het bloedheet. Het was al heet maar nu is het nog heter, althans zo voelen we het terwijl we aan het pezen zijn. Eén gelukje: de horzels zijn er niet meer. Zijn ze afgehaakt tijdens de afdaling of vanwege het goede voorbeeld dat Ellu heeft gesteld toen ze één van hen bewusteloos heeft geslagen (May all beings be happy). Wat het ook is: ze zijn er niet meer en dat betekent dat we zonder gedoe even in de schaduw uit kunnen rusten. Wat een verademing. Niet alleen omdat we dan even uit de zon zijn zonder horzels om ons heen maar ook omdat ik dan even rustig mijn rug kan strekken. Want helaas, mijn rug schreeuwt het uit.

Wanneer we de top hebben bereikt, komen we ook in een heel ander landschap. Van een bosrijke omgeving gaan we naar een heel open wijds gebied van allemaal graanvelden. Er is geen ontkomen aan de zon hier en dat merken we. Zeker wanneer blijkt dat het laatste deel ook nog op en neer gaat. Allemaal niet heftig maar heftig genoeg wanneer je al geklommen hebt en wanneer de zon volop op je knar schijnt. En ook omdat we al zo dichtbij zijn. Maar 15 kilometer kan heel ver zijn. Heel ver!

Bombala, omdat het zo lekker klinkt

Het kadootje van de dag is een klim Bombala in. “Dank je wel” zeggen we en zodra we de benzinepomp zien, parkeert Ellu mij en Lien in de schaduw en sprint – bij wijze van spreken – naar binnen om een koud colaatje te halen (light, dat wel). Pssst, verkoeling!!!! We drinken onderweg genoeg. Het is nu al weer een automatisme om veel tussendoor te drinken, ook al is er geen dorstgevoel. Ook checken we onze plas. Die is eigenlijk altijd helder. En trouwens aan het aantal keren te zien dat we MOETEN plassen onderweg kan je aflezen dat we echt voldoende drinken. Het is alleen dat het water gedurende de dag heet wordt. Dat is op een gegeven moment niet lekker meer. Hete cola light is zelfs walgelijk maar bij gebrek aan beter drinken we alles. Als er dan een koud colaatje is, dan wanen we ons even in het paradijs. En dit keer was er naar Bombala geen café met koffie en muffin maar helemaal niets. We hebben dus de hele dag op ons water geteerd.

De openbare camping in Bombala is niets, het motel is vol, bij een lodge is geen hond te bekennen dus uiteindelijk eindigen we in de enige B&B van Bombala. De kamer is ok maar het is al met al het geld niet echt waard (120 dollar). Wat ons opvalt, is dat het regelmatig vervallen is, of niet goed schoongemaakt, of dat er oude zooi in staat. Dat geldt voor alle accomodatie inclusief de caravan parken waar onze tent de luxe is. Waarschijnlijk heel Hollands om steeds maar prijs-kwaliteit verhouding te bekijken maar ja, dat zijn we dan ook. En ik weet ook wel dat in Nederland ook niet alles even mooi en goed is voor het geld dat je er voor betaalt. Ons nadeel is dat we het nu moeten doen met datgene dat er is. Wanneer we thuis zijn en een weekendje weg gaan dan googelen we even en dan kom je de leuke plekjes tegen voor een mooie prijs. Het zal vast en zeker hier ook wel zo gaan, maar ja een breedbandverbinding staat nou eenmaal niet onbeperkt tot onze beschikking.

Lekker eten en drinken in Merimbula

Om half 9 zitten we op de fiets richting Merimbula dat aan de kust ligt. We gaan via Mount Durragh road dus we weten dat we ook vandaag weer zullen gaan klimmen (naar 900 meter). We weten ook dat we naar de kust gaan, dus ergens zullen we die 900 meter ook weer af moeten dalen. En dat klopt. Het is niet dat we niet stijgen (890 meter in totaal) maar de dag staat vooral in het teken van een heerlijke afdaling door een prachtig regenwoud. We zoeven naar beneden (niet te hard; niet te zacht) omgeven door hoge bomen die zijn omringd door groene varens. Het lijkt alsof de varens het bos in het licht zetten. Groen licht welteverstaan. Wat een machtig mooie afdaling.

Bij South Pambula draaien we voor 2 kilometer de Princess Highway op. In Pambula zelf doen we nog een laatste stop. Dan fietsen we nog 6 kilometer naar Merimbula om in een totaal andere wereld aan te komen. We zijn aan de kust en hier is het vakantie. Maar voordat wij aan vakantie kunnen beginnen, moeten we nog wel even een steile heuvel op naar de camping. Die ligt boven op de heuvel met uitzicht over de zee en over het meer bij Merimbula. Hier blijven we 2 nachten want het is tijd voor een rustdag. Een prima plek want stel je je voor: het is half 7 ‘s avonds, het zonnetje schijnt, we zitten buiten op een terras met uitzicht op het meer, een briesje verkoelt. Voor ons staat een fles gekoelde witte wijn en eten we wat nacho’s. Ellu leest en ik tik wat op mijn laptopje. De rozigheid in combinatie met de witte wijn is voelbaar. Maar we genieten. Oh, wat zijn we aan het genieten.

Bermegui, dinsdag 1 februari 2011

Klimmen

Na een heerlijke vrije dag in Merimbula die in de ochtend vooral in het teken staat van WiFi stappen we weer op de fiets richting Bermegui, ongeveer 70 kilometer verderop. Omdat wordt voorspeld dat het ook vandaag een zeer warme dag zal worden, staan we vroeg op. Een wekker hebben we niet nodig want om 5 uur worden onze buren wakker, en hun jongste kind om vervolgens te beginnen met het afbreken van hun tent. We proberen het nog te rekken maar het is plakkerig in de tent dus staan we om kwart voor 6 – het is al licht – op.

Doordat ik kaarten van Australië heb van Garmin en zo zelf routes op de gps kan zetten, weten we dat er in totaal 8 x een stijging van rond de 100 meter te wachten staat en allerlei kleine klimmetjes tussendoor. Aan het profiel kunnen we zien dat er vier hele steile klimmen bij zitten namelijk nummer 1, 2, 7 en 8. De eerste klim komt zó snel dat het lijkt alsof we net uit bed gestapt meteen volop aan de bak moeten. Het is enorm pittig, vooral omdat nummer 2 niet al te lang op zich laat wachten. Ook speelt mijn rug op en is dit deel van de route het minste deel: er is veel verkeer en dat betekent dat we met extra aandacht moeten fietsen. In een klim betekent het dat ik de fiets goed recht moet houden. Gelukkig zijn er op de hele steile stukken vaak twee banen en is het niet zo erg dat ik een beetje met de fiets zwalk.

In Tathra rusten we uit met koffie en iets lekkers. Dan zijn we er weer klaar voor. Gelukkig is de route van Tathra naar Bermegui redelijk rustig. We hebben allebei weer tijd om van de omgeving te genieten. Het is een mooi nationaal park waar we door heen rijden – Mimosa Rocks National Park. We zien de zandweggetjes liggen naar waarschijnlijk hele mooie plekjes aan zee, maar een zijtrip een paar kilometer dalend naar zeeniveau is niet waar we naar op zoek zijn. De dag is al heftig genoeg. Zeker naarmate de dag vordert en het steeds warmer wordt. We smeren ons suf maar dat houdt de hitte van de zon niet tegen. We voelen de stralen van de zon op onze armen branden. Het is echt heel heet.

Klim nummer 8 doen we in de volle zon. Het is de bitch van de dag. Vrijwel meteen stijgen we 14%. Ik vraag nog aan Ellu of de rem er nog ergens op zit, maar ik weet natuurlijk wel beter. Het is gewoon steil en het wordt alleen maar steiler. De meter komt zelfs even uit op 20%. We proberen een ritme te houden 1………………2………………1………………2………………1………………2 en op deze maat en met alle kracht in onze benen bereiken we het einde van de klim. Wat een sloerie is het! Bij een nastijging van 8% hebben we het gevoel dat het makkelijk is. Daar kunnen we even bijkomen.

Heet, heet, heet

Op zo’n 10 kilometer van Bermegui staan we na een afdaling aan het strand. De zee is prachtig aquamarijn gekleurd met schuimende heldere witte golven die breken op het goudkleurige strand. Zulke beloningen zijn er steeds en dat is maar goed ook! De laatste kilometers naar Bermegui zijn niet noemenswaardig moeilijk maar de hitte en de inspanning laten zich merken. We hebben zin om er te zijn.

Helaas is het plaatsje zelf niet heel bruisend terwijl het wel aan een enorme mooie baai ligt. Er zijn weinig winkels open, er staat het één en ander leeg of – dat zien we heel veel – te koop. En ook nu weer is er een eettent die toch echt wel een poetsbeurt kan gebruiken, en daarnaast rete-ongezellig is ingericht. Gelukkig vinden we – voor de verandering – een café dat sfeervol is ingericht. Daar lunchen we met hartige en zoete broodjes. We hebben het nodig, en we hebben er zin in. Mjammie.

Omdat het zo heet is, zoeken we een lekkere plek om te zitten. Helaas kunnen we dat niet vinden. Uiteindelijk komen we bij de plaatselijke bibliotheek terecht. Ook daar is geen airconditioning maar we kunnen er wel een uurtje internetten omdat Ellu zegt dat ze lid is van een bibliotheek in Nederland. Met een groot scherm en geen datalimiet bekijken we de foto’s die onze buuv Elly ons heeft toegestuurd, kijken we nog een keer naar de filmpjes van Listo & Max die Suzan voor ons op You Tube heeft gezet en schrijven we een meeltje naar Santos, de maker van onze tandem. We hebben namelijk een tik in het achterwiel en we hebben het sterke vermoeden dat het van onze naaf komt. Onze hele dure Rohloff naaf die al vanaf het begin – in mijn ogen – niet goed werkt. Op dit moment voelt onze twee jaar oude fiets als een ouwe rammelkast. Moet niet kunnen, lijkt me zo.

Na de bieb gaan we de hitte weer in. Eerst maken we na 50 meter een pitstop bij de benzinepomp voor een koud drankje. Daarna gaan we snel de supermarkt in die wel airconditioning heeft. Maar we kunnen er niet om heen: we zullen de straat weer op moeten. Het zweet druipt aan alle kanten, ons tempo ligt noodgedwongen laag. Ook in de schaduw bij de tent vinden we geen verlichting. Het windje is inmiddels heet en verkoeld niet meer. De hitte ligt als een dikke deken over ons heen. Maar we klagen niet hoor; we zeuren alleen maar even. Volgens onze buurman was het vanmiddag rond de 40 graden. Tja, het zal!

Rond half 8 komt er wat verlichting en gaan we de straat weer op. Eerst voor een voetenbadje in de heerlijke koude zee. Wanneer de zon achter de heuvel is geschoten, lopen we terug naar de camping. Een koud biertje rijker en met wat toastjes met kaas bereiden we ons voor op de dag van morgen. Nu nog een nachtje in de tent maar morgen gaan we hoe dan ook in een kamer met airco. Dan kunnen we in ieder geval de warmte van de inspanning & de hitte van de zon goed kwijt raken.

Narooma, woensdag 2 februari 2011

In het tentje liggen we te plakken op onze slaapmatjes. Bij elkaar liggen – laat staan, tegen elkaar aan liggen – is geen optie. Er is geen zuchtje wind dat ons even een hint van verlichting kan bieden. Om af te koelen rollen we om de beurt de colafles die uit de ijskast komt over onze warme lijven. Je hoort nog net geen gesis. Wat houden we van die colafles! Dan vanuit het niets is er ineens een harde windstoot. De tent deukt in en de haring komt er uit. Het is zo maf hoe die wind er ineens is. Niet constant maar met korte krachtige stoten. Dat is wat we nodig hebben, wat frisse verkoelende wind door de tent, om in een slaap te kunnen vallen. Hoe dan ook blijft het toch een plakkerige nacht.

Iedereen heeft het over deze enorme hitte. Voor het kustgebied zijn deze temperaturen van 40 graden en meer niet normaal. In het binnenland wel, daar gebeurt het vaker maar aan de kust niet. Gelukkig horen we dat het af gaat koelen. Voor ons een geluk maar niet voor een hoop Queenslanders. De verkoeling hier, die met regen gepaard kan gaan, is een rechtstreeks gevolg van cycloon Yasi die met kracht 5 de noordkust van Queensland gaat treffen. Op het nieuws horen we over winden met een snelheid van 300 km per uur. Vanwege het getij worden er ook weer overstromingen verwacht. De stormvloed zal namelijk hoger zijn dan men ooit heeft meegemaakt (in deze moderne tijden). De cycloon is krachtiger dan cycloon Tracy die in de jaren 60 Darwin volledig heeft verwoest. Ze krijgen het wel voor hun kiezen, daar in Queensland.

Een man in de bibliotheek vertelde ons er over dat je niet anders kan dan leven met de extremiteiten van de natuur in Australië. De zorgen over de droogte gaan nu samen met de zorgen over overstromingen. Droogte betekent bosbranden, regen vermindert het risico maar door de regen kunnen veel bomen, struiken, planten, gras enz. welig tieren en dat verhoogt de kans op bosbranden omdat er dan weer meer te branden is. Het goede nieuws is dat door de grote hoeveelheid regen (natste zomer) de bosbranden wel beter bestreden kunnen worden. Gebrek aan water in de buurt was een groot probleem. Voor nu zijn de rivieren, waterreservoirs, de dammen vol.

Ondanks dat we vandaag maar 35 kilometer fietsen naar Narooma staan we wel vroeg op. De verwachting is dat het weer heet wordt. Daarnaast zijn we dan ook lekker bijtijds in Narooma zodat we een soort van vrije dag voor onszelf creëren. Narooma ligt deels aan zee en voor een deel aan een inham, een mooie plek om te zijn. En een mooie plek voor de zonsondergang, zo hebben wij begrepen.

Tilba Tilba, Tilba Central

Alles valt mee vandaag: de klimmen zijn niet steil, we kunnen van de Princess Highway af middels een heerlijk rustige landelijke route en het is bewolkt. Geheel niet onze stijl doen we zelfs een zijtrip naar twee historische dorpjes, Tilba Tilba en Central Tilba. Het is de moeite waard: een heel straatje met allemaal leuke oude houten huizen in allerlei kleuren: geel, licht oranje en groen. Sfeervol. Maar wat we dan niet snappen, is de viezigheid. Bij de oude general store in Tilba Tilba drinken we koffie (de koffie is heerlijk en de muffin ook) terwijl we zitten op vieze stoelen aan vieze tafels. Dat het allemaal niet hip is, of 2de hands maakt ons niet uit maar wat we niet snappen, is dat het er zo vies uit ziet. Ook in Central Tilba waar we weer een koffie nemen (maar zonder iets erbij) zitten we op een hele leuke gezellige ouderwetse veranda. Maar de vrouw die ons bedient, is gewoon smoezelig. Op dit moment zijn wij met beperkte kleding mee niet de schoonste maar vergeleken bij die vrouw zijn we op en top. Wat is dat toch?

Wanneer we om 10 uur in Narooma aan komen, is het 24 graden. Het is aangenaam, net zoals het stukje fietsen aangenaam is geweest. Op de camping nemen we een cabin met airco die we vandaag niet echt nodig hebben, maar die wel lekker is. We lopen het stadje rond, doen wat boodschappen bij de Woollies, vinden een leuk tentje met lekker eten en daarna gaan we terug naar onze cabin om een dutje te doen. Met een kort moment van blauwe luchten (met de zon is het meteen 30 graden) blijft het bewolkt en dus aangenaam. Het middagje in en bij de cabin is heerlijk.

Batemans Bay, donderdag 3 februari 2011

Droog in bed maar nat op de fiets

‘s Nachts onweert het een beetje en barst de regen los. Wat zijn we blij dat we in een cabin liggen en niet in de tent. Omdat het grasveldje er aangenaam uit zag en omdat het bewolkt was, is in het tentje slapen nog even door ons hoofd gegaan. Fijn dat we anders hebben gekozen.

Helaas staan we ook op met regen. Het regent niet meer zo hard als vannacht; het is meer miezer maar ja, nat word je er wel van. We zijn de camping nog niet eens af of het begint iets harder te regenen. Gelukkig is er een café tegenover de camping. Dan maar eerst een bak koffie. En ja, we kunnen daarna gaan fietsen. In de miezer, dat wel.

De hele ochtend blijft het bewolkt. De regen stopt al nadat we zo’n 7 kilometer gefietst hebben en eigenlijk is het heel lekker zo. De vochtigheidsgraad is wel heel hoog waardoor na elke kleine inspanning het zweet als een laagje, druipend, op ons ligt. Gelukkig zijn de inspanningen in de ochtend mild. We fietsen heel lekker – zelfs het stuk op de Princess Highway – , doen een bakkie koffie in Bodalla en weer een bakkie 20 kilometer verderop in Moruya, de eerste grote plaats sinds tijden (maar liefst 7500 inwoners). Heel relaxed allemaal.

Irritaties over Lien Masjien

Een kilometer of 3 na Moruya horen we een nieuw geluid aan de achterkant van de fiets. Shit, nu zit er een dikke bult in de áchterband. Dat is al de tweede band terwijl ze er nog helemaal niet zo lang opzitten. Dus fiets aan de kant, alle spullen er af en, ja hoor, ineens gaat de zon schijnen. Om ons heen zijn donkere wolken maar recht boven ons is er blauwe lucht en zon. En de zon is heet. En de vliegen laten ons niet met rust (je kan het ze niet kwalijk nemen want we ruiken vanzelfsprekend heerlijk). En wanneer alles weer op de fiets zit, is er weer een ander nieuw geluid. Een geluid dat uit Ellen d’r trapas lijkt te komen. Een geluid dat stopt wanneer we niet trappen. Hoe kan dat nou weer? Wat is dát nou weer?

Ik raak enorm geïrriteerd. Ok, met Mien Masjien was ook niet altijd alles goed, maar, verdorie, deze fiets kost 4800 euro en steeds is er weer iets nieuws. Iets onverklaarbaars. Met moeite lukt het me om niet in de irritatie te blijven hangen. Met moeite want een korte tijd kan ik alleen maar denken dat ik het gehad heb met deze fiets, met fietsen in Oz, met steeds maar weer die heuvels op, en neer, op en neer en met die zon. Gelukkig zakt de irritatie bij een stop in het plaatsje Broulee, waar we alle spullen er nog een keer afhalen, de ketting nalopen en goed schoonmaken en het wiel nog een keer plaatsen in het frame. Het haalt niets uit, zo blijkt, maar de stop doet in ieder geval mijn gemoed goed.

Wanneer Ellu er dan ook nog een patatje bij me naar binnen gooit, kan ik weer voluit. En dat is nodig want de laatste kilometers fietsen we in de volle zon met heftige steile maar gelukkig korte heuveltjes. Gelukkig is de omgeving prachtig. Steeds rijden we weer langs een nieuwe baai met een mooi strand en een prachtig blauwe zee. Geen enkele baai is het hetzelfde; elke baai heeft zijn eigen uitstraling doordat de zee er bijvoorbeeld heel rustig is, of doordat in de baai af en toe wat rotseilandjes zijn. Hoe dichter we bij Batemans Bay komen hoe meer huizen er zijn. En ook dat is leuk om naar te kijken: soms is het een krot maar vaker zijn het grote huizen waar architectonisch over is nagedacht, met uitzicht over de baai. Je zal er maar wonen.

Na nog een afdaling zijn de laatste kilometers naar Batemans Bay vlak. We hoeven ons verder vandaag niet meer in te spannen. Het enige dat we nog moéten doen, is een nieuwe band kopen want je weet het maar nooit, straks halen we Sydney niet eens omdat we geen reservebanden meer hebben. En dat willen we niet!

Shellharbour, zaterdag 5 februari 2011

Op de patio van onze cabin op stelten, verwisselen we de band. Het is voor de verandering een keer een frisse ruime cabin. Het is er aangenaam vertoeven. Zeker wanneer we een wit citrusachtig wijntje genieten, op de patio met uitzicht over de Clyde rivier. De Clyde rivier die op het punt waar wij op uit kijken bijna overgaat in de zee.

Omdat ons een grote dag te wachten staat, staan we vroeg op. Vandaag is de sterfdag van mijn moeder én er staat ons veel klimmen te wachten op een dag dat we vrijwel alleen maar op de Princess Highway zullen zitten. Het is ook een dag van iets over de 100 kilometer. Emotie, inspanning, enige spanning; het zijn zaken waar we rekening mee houden. Dan is het in ieder geval goed om de factoren zon/hitte zoveel mogelijk te proberen controleren. We zijn dan ook wederom verrukt dat we onze dag met bewolking beginnen.

We stoppen waar we maar kunnen stoppen. Bij de eerste benzinepomp hebben ze geen koffie dus eten we onze meloen op, bij de tweede benzinepomp kunnen we wel koffie krijgen en daar maken we gretig gebruik van. Bij de derde pomp gaan we over op koude koffie (met een voorverpakte muffin erbij) en in het plaatsje Ulladulla zien we een leuk terras, alwaar we onszelf wederom trakteren op koffie. Nu weer de warme variant. In Ulladulla zijn we op de helft en terugkijkend kunnen we concluderen dat de Princess Highway tot dan toe goed te doen is, dat we geluk hebben met de bewolking en dat het fysiek goed gaat. We weten echter ook dat we deze dag het meest zullen klimmen van de dagen die we aan de kust hebben gedaan, én dat het grote klimwerk in het laatste stuk zit.

Afleidende snelweg

Met de omgeving zijn we helemaal niet bezig. Het rijden op de snelweg, ondanks dat er grotendeels een vluchtstrook is (die varieert in breedte) is een inspanning bovenop de inspanning die we al doen. Het verkeer raast aan ons voorbij. Voortdurend moeten we opletten en vooral alert zijn. We moeten meteen kunnen reageren. Zo weet ik wanneer er op stukken geen vluchtstrook is precies wat er links van me is. Is het een hoge dikke rand dan stel ik me in mijn hoofd voor hoe we het kunnen aanpakken, mochten we meteen van de weg af moeten. Ook noem ik aan Ellu wat de kwaliteit van de vluchtstrook is. Ellu die de spiegel heeft, laat mij weten wat er achter me gebeurt: “gewone auto, …. wijd, klein vrachtwagentje, …… beetje wijd, grote vrachtwagen, ga er maar af”. Om maar een paar voorbeelden te noemen. Alles om mentaal goed op de weg te zitten met al die auto’s naast ons en al het verkeer dat ons tegemoet komt.

Doordat we zo met de weg bezig zijn, heb ik geen tijd om me heel erg verdrietig te voelen. Op momenten dat het even niet zo druk is, zit mijn moeder steevast in mijn hoofd maar zodra we weer op moeten letten, ben ik volledig gefocust. En, vanzelfsprekend, zit verdriet niet vast aan een datum. Toch is het zo’n dag. Een dag die niet slecht is maar waarbij het feit dat het de sterfdag van mijn moeder is wel steeds in mijn hoofd aanwezig is (los van de focus bij het fietsen). Vooral het gegeven dat mijn moeder al een jaar niet meer leeft, dat de tijd zo snel gaat, is iets waar ik niet helemaal bij kan.

Het tweede deel van de route is pittig. Vooral omdat één van de langere klimmen in de volle zon is. De hele tijd is het bewolkt behalve juist op dat moment. Gelukkig hebben we een enorme brede vluchtstrook en hebben we alle ruimte om de klim te doen. Dat valt in ieder geval mee. En het gaat ons nog steeds goed. Het enige dat het zo verdomde zwaar maakt, is dat we geen droge draad aan ons lijf hebben. Het is zo vochtig. Niet normaal meer. Er staan druppels zweet op mijn armen, benen, waar niet eigenlijk. Het zweet stroomt van onze gezichten. Er is gelukkig geen zon maar dit is ook zeker niet fijn. Het is drukkend warm, het maakt ons – zeg maar – zwaar van het zweet. Heel vies, benauwd en wanneer we weer een pomp zien, zo vlak voor de afslag naar Sanctuary Point, duiken we er snel weer in om iets kouds te drinken of een waterijsje te nemen. Als het maar koud is.

Uitgefietst

De laatste 10 kilometer is de puf er uit. We zijn letterlijk moe gezweet en de benen hebben geen zin meer om een heuvel, hoe eenvoudig ook, te doen. Ook is er de dreiging van onweer en regen. De weg naar onze eindbestemming is al niet bijzonder maar dit maakt de weg nóg somberder. In het dorp aangekomen, schieten we snel een café in. We weten niet waar de camping is, maar we hebben even geen zin om rond te blijven dwalen. Eerst maar eens wat drinken en eten, dan daar de weg vragen en hups naar de camping.

Met een lekkere warme hap in onze magen gaan we op weg naar de camping. De route is uitgelegd maar eigenlijk doen we maar wat. Geen zin om op de kaart te kijken; we weten wel waar de camping ongeveer zou moeten zijn. Dus slaan we maar af naar rechts en zien we tot onze grote verbazing in de tuin van het hoekhuis een enorme grote mannetjes kangoeroe zitten. Wij staren hem aan; hij ons, en langzaam hopt hij weg. We worden er helemaal vrolijk van. De mineurstemming die zich aan het ontwikkelen is door de laatste kilometers, het dreigende slechte weer en de vermoeidheid verdwijnt als sneeuw voor de zon. Nog steeds dreigt het slecht weer te worden en daarom hopen we op een cabin.

Na het douchen lopen we terug naar het dorp met twee missies: nog wat te drinken/lekkers halen voor de avond én hoppertjes spotten. Beide missies zijn succesvol maar we hebben toch het meeste lol van alle hoppertjes die we zien. We zien zelfs een mama roo met haar joey in haar buidel. Heel schattig. Ook kunnen we twee rainbow lorrikeets (zeer kleurrijke papegaaitjes) van dichtbij bewonderen. Sanctuary Point is door die hoppertjes en de vogeltjes meteen een stuk leuker.

Sutherland, zondag 6 februari 2011

We moeten

Allebei hebben we niet veel zin in de fiets op de dag van Sanctuary Point naar Shellharbour. Maar we kunnen niet terug want het hotel in Sydney is geboekt. We hebben geluk dat we nog een aardig hotel voor een aardige prijs hebben kunnen vinden. Het is niet onze eerste keuze maar het is ook wel een beetje naïef van ons om te denken dat een leuk boutique hotel voor een goeie prijs er nog zou zijn, twee dagen van te voren! Hoe dan ook: we zullen de fiets op moeten. We merken allebei dat we – met Sydney in zicht – toe zijn aan een paar dagen vrij. Niet alleen vrij van de fysieke inspanning maar ook weg van de weg, om het maar even zo te zeggen.

Het klimmen gaat ons zwaar af. Dat zit deels ook in onze kop: de reisgids heeft het er over dat vandaag de route bijna helemaal vlak is op een paar stevige klimmetjes na. Maar de route is helemaal niet bijna vlak. De eerste 18 kilometer alleen al gaan we voortdurend op en neer. Daarna is er inderdaad een lang stuk dat praktisch vlak is, maar we merken dat het allemaal niet soepel gaat. Normaal zouden we lekker cruisen maar nu voelt het aan als hard werken. Er is ook zoveel verkeer! Terwijl we vandaag niet heel veel op de Princess Highway zitten, lijkt iedereen op de been. Logisch, want het is weekend en met de auto ben je zo in Sydney.

De eerste steile klim doen we goed, én in de volle zon. Terwijl we naar boven kruipen, vormt zich wel een rij auto’s achter ons maar omdat het een smalle weg is, kunnen ze niet anders dan achter ons blijven. Dat voelt wel zo veilig. De tweede langere klim van vandaag is óp de Princess Highway, die inmiddels tweebaans is geworden. Er is voor een deel geen vluchtstrook maar wat echt moordend is, is de zon. Die brandt. Die brandt enorm. Onder de schaduw van één miezerig boompje proberen we bij te komen. Deze klim gaat in etappes. We kunnen niet anders. Niet vanwege de steilte, niet vanwege het verkeer maar door die hete hete hete zon. En de afdaling verkoelt niet want de wind is heet.

Zodra we de afslag Kiama zien, gaan we snel de highway af. In de hoop om in Kiama even bij te komen. In het centrum zitten we bij een café maar allebei hebben we geen honger en ook geen zin om iets te drinken. We drinken namelijk meer dan genoeg. Naast ons eigen water en ons eigen water vermengd met O.R.S hebben we tussendoor ook al energiedrankjes gedronken. Uiteindelijk geeft een waterijsje dat wat we willen: IJSwater met smaak.

Stomme keuze; bijna een zonnesteek

Vooral Ellu heeft het tegen die tijd al heel zwaar. Achteraf gezien hadden we gewoon in Kiama moeten blijven maar de eindbestemming is nog maar 15 kilometer weg dus stappen we weer op de fiets. Bij toeval vinden we een fietspad die ons naar de route leidt, een route die inmiddels voor auto’s is afgesloten omdat de Princess Highway bij Shellharbour helemaal is omgelegd. Zo voorkomen we een schaduwloze drukke Princess Highway. Niet dat de schaduw zo veel verademing geeft. Integendeel, het is hoe dan ook heet en benauwd. Met zon is het alleen erger. Dus zijn we blij met die schaduw.

Ondertussen zit Ellu met tranen op de fiets. Ze heeft het gevoel dat de zon haar huid op haar armen en in haar gezicht aan het losbranden is, ze heeft het idee dat ze het niet redt, dat dit heel fout kan aflopen. Dat we er dood bij neer kunnen vallen. Zonder dollen! Wanneer we ons zelf de laatste heuvel opslepen naar Shellharbour kunnen we niet wachten tot dat de eerste uit-de-zon-mogelijkheid zich aandient. Die komt bij een benzinepomp. Het is een 7/11 en ik hoor Ellu zeggen “die hebben altijd airconditioning. Een 7/11 heeft altijd airconditioning.” Ellu stort zich naar binnen en zijgt neer op de vieze vloerbedekking naast de pinautomaat. Ik haal snel twee koude energiedrankjes. Die gieten we naar binnen terwijl het zweet uit alle poriën druipt. Daar blijven we even zitten om onze lijven de kans te geven de warmte kwijt te raken.

Dan is het weer tijd om te gaan. We hebben nog geen accommodatie en er is een VVV dichtbij. Het korte stukje is heuvel op en weer zijn we heftig bezweet en verhit. Daar horen we dat de temperatuur maar liefst 45 graden is. Nu snappen we heel goed waarom we het zo zwaar hadden. Zo’n hoge temperatuur hadden we niet verwacht; de krant gaf iets boven de 30 graden aan. Daar klopt dus geen hout van. Het is dus ook niet zo gek dat we – klimmend – in de volle zon onze lijven voelden protesteren. En 45 graden in Australië voelt in onze beleving anders aan dan 45 graden in Noord-Amerika. Daar hebben we ook in hoge temperaturen gefietst. Het verschil zit ‘m volgens ons echt in het branden van de zon (gat in de ozonlaag?)

Graag willen we in een kamer met airconditioning maar het is weekend, en de paar motels in de buurt zijn vol. Doorrijden is geen optie. Dan maar naar de camping, dan maar de tent opzetten. De vrouw bij het informatiecentrum adviseert ons om eerst even te gaan zitten, wat kouds te drinken en daarna pas de zon in te stappen. We volgen haar advies op.

Geluksvogels

De camping is gelukkig in de buurt maar nog gelukkiger zijn we dat we er daadwerkelijk de tent op kunnen zetten. Het is zijn laatste plek! Waren we 10 seconden later gekomen dan was de plek weggeweest. Nu zijn het andere mensen (met een auto) die rechtsomkeer moeten maken. De plek is bij de ingang maar belangrijker nog het is de enige plek met schaduw. De tent is zo opgezet, de badpakken gaan aan en we haasten ons naar het zwembad. Het is een openbaar natuurbad dat in de zee ligt. Het ligt heel mooi maar het enige dat wij echt waarnemen, is de koelte van het water op onze lijven op het moment dat we er met een bommetje in gaan. Oh, wat is dat lekker………………

Aan de straat die min of meer langs de zee ligt – je zou het een boulevard kunnen noemen – vinden we bij de pub een groot terras in de schaduw met een lauw zeebriesje. De stoelen zijn comfortabel in tegenstelling tot de vele stoelen die ons tere konten niet kunnen verdragen. We zakken er bijna in weg. In de pub bestel ik aan de bar twee biertjes. Er zijn nog best veel mensen binnen, terwijl het daar zo vies warm is en naar oud bier ruikt. Dat er geen airconditioning is…..

Na een paar slokken van onze biertjes vallen we bijna van onze stoelen maar gelukkig is daar al snel ons eten. Nu hebben we weer trek. Veel trek zelfs. We dwingen onszelf om niet te snel te eten; die behoefte is er wel. Maar een soort van planmatig pakken we de maaltijd aan. De enige manier om het niet naar binnen te schrokken en er van te genieten.

Bewogen nacht

Het is 7 uur wanneer we weer terug zijn op de camping. In de schaduw is het goed uit te houden. Totdat het donker wordt, vermaken we ons met Nook en laptop voor de tent. Ook in de tent lijkt het qua warmte goed te doen maar wanneer we liggen, valt dat toch erg vies tegen. Het is er warm en benauwd. Niet plakkerig dit keer maar gewoon warrum. Met de “deuren” aan de verkeerde kant, komt de wind niet in de tent maar gaat ie er langs. Het is met vlagen een stevige wind maar we merken er werkelijk helemaal niets van. Alleen de tent gaat bij elke vlaag heen en weer. Ik probeer wat wind te vangen maar dat is een hopeloze exercitie. Er zit maar één ding op; we moeten de openingen van de tent de wind in draaien. In het donker reorganiseren we de boel. Met inhoud draaien we de hele tent om. Ook al geeft het maar nauwelijks respijt het doet wel wat. Het is in ieder geval beter uit te houden. Op dit moment zijn we tevreden met alles dat maar enigszins het idee geeft dat het koeler is. Later horen we dat in Sydney de nachttemperatuur op recordhoogte was (33 graden). Wij denken hier ook.

Wanneer ik eindelijk slaap, word ik ruw gewekt door intens geschreeuw op de straat. Ook Ellu wordt er wakker van. Het is een groep jongeren die steeds dichterbij komt. Ik kan niet verstaan wat ze zeggen. Het is een mix van dronken gelal & hard gebrul. Maar naarmate ze dichter bij de tent komen, horen we dat het een ruzie is. Vlak bij onze tent weten we het zeker. Er vallen klappen en dat kunnen we horen. Het is heel naar. We horen dat er iemand in elkaar wordt geslagen. We horen de klappen die op iemands lijf terecht komen. Tegelijkertijd fluister ik tegen Ellu dat ze plat moet blijven liggen. We hebben de tent helemaal open en mijn gevoel zegt me dat ze ons maar op hoeven te merken en de focus ligt niet meer op hun maar op ons. Muisstil zijn we. Gelukkig gaan ze verder van ons weg. Gelukkig zien we bewoners naar buiten komen die zich afvragen wat er aan de hand was. Een paar minuten later komt er ook een politieauto de straat in rijden. Dan bedenk ik me dat ik met mijn mobiele telefoon in ieder geval de Australische 112 had kunnen bellen. Een beetje te laat maar gelukkig hebben andere mensen het wel gedaan.

Sydney, dinsdag 8 februari 2011

Bijna in Sydney

Na een vreemde nacht stappen we om half 7 op de fiets. De verwachting is dat het koelere weer vandaag zal komen maar hoe laat precies weten we niet. We nemen het zekere voor het onzekere en hopen een situatie als gisteren te voorkomen. De eerste 40 kilometer zijn redelijk vlak. Met wat stopjes tussendoor hopen we dan om half 10 klaar te zijn voor de laatste 46 kilometer met het echte werk.

Half 10 halen we maar heel makkelijk gaat het allemaal niet. Het fietspad dat langs de weg loopt, rijdt onrustig. Steeds moeten we afremmen bij zijwegen om uit te kijken voor mogelijk verkeer maar voornamelijk omdat de overgang van fietspad naar weg vervelend is. Alsof je een v-vormige kuil inrijdt. Het eerste dát ons niet veel uit. Er is geen tijd te verliezen. Maar helaas, raken we in Wollongolong het fietspad kwijt. Het gaat allemaal ten koste van onze kostbare zonloze, redelijk koele uren. Gelukkig vinden we het fietspad redelijk snel weer terug. Het is het begin van een mooie rit langs de kust. Twintig kilometer lang hebben we alleen rekening te houden met andere fietsers en wandelaars. Verder is er geen zwaarder verkeer om ons heen en rijden we voortdurend langs mooie stranden en dure huizen met – waarschijnlijk – prachtige vergezichten.

Bij Thiroul stopt het fietspad en gaan we de Grand Pacific Drive weer op. Het is redelijk druk met zondagverkeer maar we “vrezen” de weg niet want 99% van het verkeer is er om precies dezelfde reden als wij: om te genieten van een zeer mooie kustweg. Tot aan Stanwell Park gaat de weg steeds steil op en neer. Het vergt keer op keer een enorme inspanning maar de afdalingen zijn heerlijk. Dan kunnen we even ontspannen en genieten van de mooie kustlijn, die op zo’n korte afstand van Sydney ligt. Het mooiste stuk is echter de lange geleidelijke afdaling over een nieuw stuk weg. De weg hangt naast de berg boven de zee. Het is letterlijk alsof we boven de zee zweven. Met een flinke vaart voelt het alsof we in een achtbaan zitten. We worden niet ingehaald en van de andere kant is er nauwelijks verkeer. Een enorm mooie ervaring, die wat ons betreft nog uren door had mogen gaan.

Kort maar heftig

Maar het zijn eerder minuten dan uren tot de volgende steile heuvel. Dan zien we Stanwell Park en weten we dat we hier aan de voet staan van de klim van Bald Hill. Heel steil, gemiddeld 12% voor 1 kilometer en dan 8% voor anderhalf kilometer. Nu lijkt 1 kilometer niet heel lang maar op een volgeladen tandem betekent het dat we ongeveer 15 minuten met alle kracht die we hebben de heuvel op moeten stampen. Ondertussen probeer ik met al mijn kracht het stuur recht te houden want ja, de auto’s willen er natuurlijk wel langs. 15 minuten van een spinles terwijl we al meerdere spinlessen hebben gedaan die ochtend.

In het café in Stanwell Park bereiden we ons dan ook eerst mentaal en fysiek voor. Fysiek door een gezonde hap te eten (en te laten zakken) en wat te drinken; mentaal door naar de kaart te staren en nog eens te lezen hoe steil die heuvel is. Ok, de mentale voorbereiding zou beter kunnen, want eigenlijk maken we het ons daardoor alleen maar moeilijker (de mens lijdt het meest…..).

De klim gaat heel goed, vooral omdat we allebei gewoon er voor gaan. Geen gedachten meer over hoe lang, hoe steil en hoe weet-ik-niet-wat maar trappen. NU! Bij het uitzichtpunt rijden we met brede glimlachen het parkeerterrein op. Niets zo fijner dan genieten van een mooi uitzicht na hard werken.

De rest van de heuvel is makkelijk. Daarna volgt de afdaling door het oudste nationale park van Australië: Royal National Park. Veel verkeer gaat niet verder dan het uitzichtpunt. Met af en toe een auto kunnen we rustig fietsen en goed om ons heen kijken. Het is een mooi groen nationaal park met grote eucalyptusbomen, grote varens en veel geluiden van vogels en van cicaden. Het ruikt er fris. Dit park is in 1994 voor 95% afgebrand maar dat zou je niet zeggen wanneer je die giganten van bomen om je heen ziet staan. Het is een mooi en aangenaam bos dat – afgescheiden door water – aan Sydney vast zit.

Bosbrand gooit roet in het eten

Al langzaam dalend komen we bij de splitsing. Rechtdoor naar Bundeena, of links terug naar de Princess Highway. Bij de splitsing staan wat auto’s stil en Ellu ziet als eerste dat op de weg naar Bundeena een groot bord staat met de woorden “Road closed”. We rijden naar het bord toe waar ook werkers staan van verkeer & waterstaat van NSW. Zij vertellen ons dat we niet verder kunnen. Er is een bosbrand in het nationaal park die zich zomaar heel snel zou kunnen verspreiden. Als we niet door de brand verzwolgen willen worden, zullen we naar links moeten. Naar de Princess Highway dus. Het is een hele bizarre gewaarwording want het is de hele dag al praktisch bewolkt, de koele wind vanuit het zuiden wakkert aan en het dreigt enorm te gaan regenen. Een bosbrand? Ja, een bosbrand. Het is misschien zelfs een wonder te noemen dat er niet meer bosbranden zijn geweest in NSW. Een week lang zijn de temperaturen zo hoog geweest (een record, ja alweer) en we hoorden in Bermegui dat door de hitte de eucalyptusbomen gaan zweten en dat die zweetdampen licht ontvlambaar zijn. Een gevaarlijke combinatie.

De weg naar de Princess Highway is maar 5 kilometer waarvan we er 3 moeten klimmen. Het is de zwaarste klim van vandaag, en ook de steilste! Hebben wij weer. Inmiddels hangen er grote donkere wolken boven ons en wordt de wind steeds sterker. De wind hier in Oz is ook zo’n vreemde: hij zwelt aan, je hoort hem vaak al van ver komen en dan is er zo’n enorme vlaag. Soms is het maar 1 vlaag; soms een paar achter elkaar. Nu komen ze achter elkaar. Het is geen prettig weer om in te zijn. Het is heel dreigend. Alsof de hel gaat losbarsten.

Dan ineens zijn we op de Princess Highway, die zo dicht bij Sydney serieuze vormen heeft aangenomen. Omdat het zondag is ontbreken de vrachtwagens grotendeels. Dat maakt uit, ook in beleving. Gelukkig is er een brede vluchtstrook en hebben we het windje in de rug. We zoeven de vluchtstrook af, zelfs langs het verkeer dat staat de wachten voor een stoplicht verderop. Wanneer we in de buitenwijken van Sydney aankomen, is het afgelopen met een aparte vluchtstrook maar blijft het driebaans. Het levert ons geen enkel probleem op. Tot zover zijn we zeer te spreken over het rijgedrag van de Ozzies: ze houden rekening met ons, remmen af, blijven achter ons. Heel prettig.

Wanneer we zo’n 85 kilometer op de teller hebben staan en op dezelfde afstand van het hotel in Sydney zitten als wanneer we in Bundeena waren geweest, vinden we het wel genoeg voor vandaag. Het is een enerverende nacht én dag geweest. In een motel in Sutherland bereiden we ons voor op onze rit Sydney in.

Zigzaggend naar het centrum

In de gps heb ik een route gezet die zoveel mogelijk de Princess Highway vermijdt. Dat gaat hartstikke goed. En het wordt nog beter wanneer we het bordje zien “city cycling route”. Een fietspad naar het centrum, dat is geweldig. We laten de gpsroute los en gaan er voor. Het is enorm leuk om zo naar de stad te rijden. Door op de fiets via fietspaden en zijstraatjes naar het centrum te gaan, zie je al zoveel van de stad. Een beetje teveel, dat wel want het fietspad stopt ineens. Het lukt ons om de gpsroute terug te vinden maar die brengt ons naar een parkje met een helling van 30%. De uitgang is via een trap maar gelukkig kunnen we achterlangs – niet helemaal de bedoeling – en komen we er zo ook uit.

Het centrum biedt een andere uitdaging: ineens staan we weer te wachten voor stoplichten, of moeten we achteraan sluiten bij de rij auto’s die voor het stoplicht staan. Maar ook hier gaat het fietsen super goed. En houden we van de Ozzies in hun auto’s. Dan eindelijk draaien we Circular Quay op en lopen we met de fiets aan de hand naar het icoon van Australië: the Sydney Opera House!

Van het Opera House naar het hotel in Potts Point is het nog maar 2 kilometer. Het zijn de langste kilometers ooit. We doen er dik een uur over. Het toppunt is wanneer we terecht komen op de daktuin van een appartementencomplex. Gelukkig gaan er trappen naar beneden. We hebben geen zin om weer terug te gaan dus is het snelst en makkelijkste om alles van de fiets af te halen en de trap te nemen. Zonder kaart en een gps die ons over een trap van 133 treden wil laten gaan, is het lastig navigeren. We lopen steeds vast in doodlopende straten, of rijden vierkantjes om vervolgens weer op hetzelfde punt uit te komen.

Rond half 1 slepen we ons nog één keer een steile helling op en rijden dan de straat van het hotel in. Het geeft ons weer zo’n euforisch gevoel. Omdat we in een hele gezellige straat terecht komen met restaurants, cafés en winkels. En zelfs omdat het hotel OK is. Natuurlijk zijn we vooral euforisch omdat we het eerste deel van onze reis hebben volbracht. We zijn van Melbourne naar Sydney gefietst, begonnen met regen en overstromingen in het gebied ten noord-westen van Melbourne, proefden even van het gebied langs de Murray rivier om vervolgens een knusse route naar de Australische Alpen te nemen. Na aardig wat zwoegen in de Alpen dachten we het makkelijk te krijgen langs de kust maar ook daar bleven we klimmen én kregen we nog een hittegolf om onze oren. Uiteindelijk op de laatste dag naar Sydney moeten we onze route verleggen vanwege een bosbrand, waar we gelukkig kilometers en kilometers van verwijderd zijn. Het zijn me de eerste 4 weken wel geweest!