Vancouver, donderdag 3 augustus 2006

De eerste 2 dagen in Vancouver lopen we wat rond in downtown Vancouver. Met de bus zijn we in een half uur bij Granville street. Van daaruit is alles in downtown goed te belopen. Ook al is de B&B ver weg; het is wel een makkelijke verbinding.

Op Granville street shoppen we wat ter voorbereiding en vallen meteen met onze neus in de boter: er is een opname van the L Word, onze favoriete tv serie over een groep lesbische vrouwen in LA. We zien een shot uit seizoen 4 waarbij Shane, Alice en Helena Peabody (de bitch) over de rode loper een theater binnen lopen! Het lijkt erop dat dat is ter promotie van een reclamecampagne van Hugo Boss, starring Shane. We praten wat met de crew om te weten te komen wie er zijn, hoe lang het duurt en waar we kunnen staan om te kijken. 1 van de figuranten stuurt ons naar voren achter de nepfotografen die naast de rode loper staan. Op deze manier zien we de shot een paar keer van dichtbij. Shane op 1,5 meter afstand! LEUK!!!!

Ook op dag 3 beginnen we de dag bij een coffeehouse op Granville Street. Ze hebben er hele goede koffie en aangename achtergrondmuziek. De eerste 2 dagen zijn best druk geweest omdat er van alles geregeld moest worden. Op deze dag hebben we ons voorgenomen om het rustig aan te doen. Ik ben namelijk steeds erg moe. Naar grote waarschijnlijkheid is dat mijn reactie op de 4½ maand dat we elke dag ‘bezig’ zijn geweest met de tocht van Miami naar Vancouver.

Helaas heb ik ook nog niet het gezellige Vancouver gezien, waar zoveel mensen het over hebben. Ik zie de schoonheid van de stad als het gaat om haar ligging aan het water en met als achtergrond de bergen. Ik weet van de vele recreatieve mogelijkheden die Vancouver te bieden heeft zoals parken om in te wandelen of te fietsen. Maar daar ben ik nu niet naar op zoek. Ik zoek de gezellige plekjes vol met restaurantjes en terrasjes. Waar zijn ze toch?

Ook op dag 4 houden we het rustig. Een bezoekje aan een mall ter voorbereiding en kijkje op Commercial drive (the Drive) is wat we gaan doen. Op the Drive zie ik voor het eerst de knusheid. Het is een straat met veel winkels die hun waren buiten hebben uitgestald, met allerhande restaurantjes en terrasjes. Na een bevredigende lunch keren we huiswaarts om een rondje te fitnessen in het fitnesscentrum bij ons om de hoek. Bij elkaar zullen we 7 weken niet fietsen (5 weken Canada en 2 weken spaanse les in Buenos Aires). Om fit te blijven, proberen we in deze periode zoveel mogelijk te sporten.

Kamloops, donderdag 10 augustus 2006

Op vrijdag 4 augustus begint onze Canadese autotrip richting the Rocky Mountains. De eerste dag rijden we naar Hope, een aangenaam dorp dat wordt omringd door bergen. We kamperen op de camping aan de rivier in het dorp zelf. De waarschuwingen dat we in berenland zijn, beïnvloeden mijn slaap niet. Het is een ander zeer gevaarlijk soort zoogdier dat me uit mijn slaap houdt: asociaal luide mensen, die tot midden in de nacht herrie blijven maken.

Wat me weerhoudt om er wat van te zeggen, zijn slechte ervaringen uit het verleden én een recent Canadees nieuwsbericht waarbij iemand letterlijk het ziekenhuis is ingeslagen omdat hij aan hetzelfde diersoort waar ik het over heb, heeft gevraagd om wat rustiger te zijn!

Vanaf Hope rijden we naar Vernon. Twee korte wandelingen durf ik nog net aan maar mijn berenangst is te groot. Vol spanning loop ik de bospaadjes op. Buiten adem vanwege het zenuwachtige zingen en het klappen. De rest van de dag bekijken we de omgeving vanuit de auto. Het is wel prima zo.

Laat in de middag komen we aan in Vernon. Daar merken we voor het eerst dat van te voren reserveren wanneer je niet in de tent wilt slapen erg belangrijk is. De meeste motels zijn vol. Het ene motel waar nog één kamer is, vraagt een enorm hoge prijs. Moe van de autorit merken we dat de zoektocht naar een slaapplaats ons goede gevoel over deze dag vermindert. Snel besluiten we dan toch maar in de tent te slapen.

De camping ligt bij het stadje in de buurt. We slaan er ons kamp op. Twee minuten later en er was geen plaats meer op de camping geweest, horen we. Wat een geluk hebben we.

Tijdens het chinees buffet bespreken we met elkaar hoe we de rest van de trip aan gaan pakken. Ons dilemma: alle accomodatie reserveren, geeft minder vrijheid; niets reserveren betekent in het uiterste geval kamperen in de National Parks (voor mij: slapen in de auto). Ook denken we dat het wel los zal lopen met het vinden van een bed, omdat het lange weekend bijna voorbij is.

Helaas slapen we de nacht in Vernon pas laat in vanwege zeer luide buren, maar wanneer zij éénmaal naar bed zijn, is de camping verder erg rustig. Maar de nacht is kort, want we willen, de volgende dag, graag een behoorlijk eind rijden

Om 7 uur zitten we in de auto op weg naar Radium Hot Springs, springplank naar Banff & Jasper in de Canadese Rockies. Min of meer halverwege gaan we in Revelstoke even de plaatselijke VVV in. Een goed besluit, want daar horen we dat we MOETEN reserveren willen we nog plek kunnen vinden in een motel in het hele gebied tussen Revelstoke, BC & Calgary, Alberta.

Via internet boeken we alvast een kamer in het hostel in Banff (één van de minder dure opties). Een medewerker van het info center helpt ons een kamer te vinden in Radium Hot Springs. In een motel is er een annulering; wij kunnen de kamer reserveren voor maar liefst 139 dollar. Jasper laten we nog even open. Als het de tent/auto wordt, dan wordt dat het maar. We willen graag nog een beetje vrijheid houden.

In het weinig bijzondere motel in het aangename Radium Hot Springs checken we met een opgelucht gevoel in. Overal om ons heen zien we bij de motels ‘No Vacancy’ staan. Wie verwacht nou dat iedereen hier zou willen zijn. Wij in ieder geval niet.

De volgende dag hoeven we maar 150 kilometer naar Banff. Het is een mooie rit langs hoge bergen, door bos met steeds een kabbelende rivier naast ons. Gewapend met de verrekijker speur ik naar beren die uit de rivier een zalmpje oppikken. Helaas zien we er geen één.

Aan het begin van de dag wagen we ons nog eens aan een korte hike naar een meertje. Het infobord geeft aan dat deze picknickplaats een belangrijk voedingsgebied is van zwarte beren. Ojee, denk ik. Omdat ik het toch wil proberen, lopen we met berenbelletje het pad op. Dat geeft me een beetje zekerheid. Maar ddan komt er één of andere leukerd ons tegemoet die roept dat zo’n berenbel de beren wel even zal vertellen dat er ‘meals on wheels’ aankomen. En ja hoor, aangezien mijn zekerheid niet vanuit mijzelf komt, zie ik mijn enige houvast, de berenbel, verdwijnen. Daar gaat mijn enige illusie van veiligheid!

‘Veilig’ in de auto besluiten we dat we het hiken tijdens deze trip volledig loslaten. Ook vanuit de auto en ook vanaf de viewpoints is de omgeving mooi. De bergen worden hoger. Vaker ligt er op de toppen nog sneeuw en overal om ons heen, zover als we kunnen zien, is bos. Dit is wildernis. Alleen de weg vormt de link naar beschaving.

Banff komt hard aan. Het is er enorm druk, waar we ook gaan. Na gedoe met tanken (resultaat: niet getankt) gaan we terug naar de kamer. Ik trek het even niet meer. De twee slechte nachten in de tent, mijn berenangst en het in-de-auto-zitten, getopt met de hectiek van Banff trekt zijn wissel op me. Ik ben ontzettend moe en ik heb het helemaal niet naar mijn zin. Huilend kruip ik tegen Ellu aan (ben ik een janktrut aan het worden?). De tranen laat ik lopen en dat lucht op. En we blijven op de kamer om, gewoon, even lekker te kunnen lezen en wat te slapen.

Herboren staan we op. In de laatste uurtjes van daglicht wandelen we het stadje in, lopen we langs de rivier en naar een kleine waterval. We sluiten de dag goed af.

Van Banff gaat de route via Lake Louisa naar Jasper. Vanaf Lake Louise begint de Icefield Parkway, een 200 kilometer lange weg langs gletsjers. Volgens velen één van de mooiste wegen in de wereld.

Om de kans te vergroten om wilde dieren te zien, zitten we om half 6 in de auto. Het is nog donker wanneer we in plaats van de snelweg een rustige smalle weg, de Bow valley parkway, oprijden. We zijn de enigen en zo in het donker door het bos rijden, voelt enigszins creepy.

Al snel zien we in het bos langs de weg ons eerste wildlife, een mannetjes eland met een enorm gewei. De eland trekt zich niets van ons aan terwijl wij vol interesse het beest bewonderen. Wanneer het gaat schemeren, zijn we al wat dieper in het bos. Op een stuk waar de weg door een groot stuk bos in 2-en is gesplitst, ziet Ellu links in de berm iets zwarts bewegen. Het pikzwarte diertje ziet er schattig uit, heeft redelijk spitse oren en staat hoog op z’n poten. Eerst denken we dat het een vossenpuppy is. Dan bestempelen we de pup als een wolvenjong, totdat we ons realiseren dat we naar grote waarschijnlijkheid een zwart berenjong zien. Het jong houdt ons in de gaten en, veilig in de auto, wij hem. Inmiddels weten we heel erg goed dat waar een berenjong is; de moeder nooit ver weg is. En klaar om haar jong te beschermen zodra het beestje een kick zou geven. We laten het jong verder met rust en vervolgen onze safari. Vlak voordat deze weg ons Lake Louisa inbrengt, zien we nog meer elanden. Een enorme belevenis.

In Lake Louisa gaan we naar Lake Louisa. Omdat het nog vroeg is, komen we er op een goed moment: de glacier wordt met het opkomende zonnetje in prachtige oranje-witte tinten gespiegeld in het meer.

Met lattes in de koffiehouders zijn we klaar voor de Icefield Parkway. Daar gaan we nog meer wildlife zien, denken we, want in de Lonely Planet wordt gesuggereerd dat de dieren zo’n beetje langs de kant van de weg poseren. Dat is helaas niet het geval. We zien, met uitzondering van, in onze ogen, saaie witte geiten geen andere wilde dieren. Wat zijn wij blij dat we in de ochtend onze eigen safari hebben gedaan.

Los van wildlife is de Icefield Parkway een adembenemende weg met vele mooie vergezichten van de Rockies met gletsjers en van meren. Eén daarvan met turquoise gekleurd water. We doen er zelfs een paar korte wandelingen naar uitzichtspunten. Kan je nagaan!

Om een uur of twee rijden we Jasper in. Het is er duidelijk minder druk dan in Banff, het is kleiner en het ligt, net als Banff, tussen de bergen in. We willen er wel blijven. In de VVV zie ik dat (betaalbare) accomodatie krijgen weer een probleem kan zijn. Omdat ik niet in dezelfde emotie wil schieten als in Banff vraag ik aan Ellu of zij binnen bij de VVV soep kan maken van het systeem dat ze daar hebben ontwikkeld om mensen aan accomodatie te helpen. Ook hebben we al min of meer besloten om dan maar door te rijden naar de eerst volgende plaats met accomodatie, 130 kilometer verderop.

Na verloop van tijd zie ik Ellu gehaast naar de auto lopen. Snel rijden we anderhalve blok verder naar een B&B waar mogelijk nog vacancy is. Weer hebben we mazzel: tijdens de onvruchtbare poging om accomodatie te vinden, zelfs in het plaatsje verderop, wordt Ellu aangesproken door een lokaal persoon. Zij zegt dat haar buurvrouw nog wel wat heeft.

Ondanks het bordje ‘No vacancy’ kunnen we er inderdaad overnachten. Het is een heerlijk ruime kamer met alles wat we nodig hebben voor maar 75 dollar per nacht. We kunnen onze oren niet geloven. Onze inschatting is dat Jasper hét voor ons is, dus snel regelen we ook een tweede nacht.

Jasper is het inderdaad voor ons: om de hoek van onze B&B kunnen we sporten, downtown ligt op loopafstand en we hebben alle tijd om rustig aan te doen. Omdat we al zo vroeg in de auto zaten, hebben we nu nog de middag en de avond voor ons liggen. Geleerd van Banff doen we eerst een dutje, in een kamer waar je een speld zou kunnen horen vallen. Na het sporten maken we ons op voor onze tweede safari van vandaag: een tripje vlak voor zonsondergang naar een rustige weg waar er grote kans is om beren, ook grizzlies, te spotten.

Op safari gaan, is spannend. Met een slakkengang, turend in de berm en in het bos kijk ik rechts, terwijl Ellu de linkerkant van de weg in de gaten houdt. Af en toe roep ik stop om met mijn verrekijker weer een zwart bosje te spotten dat ik voor een beer heb aangezien. Ondanks dat we geen beer zien, is de spanning dat we ze mogelijk gaan zien al erg leuk. We hebben lol in onze safari. We zien geen beer, maar op weg terug zijn we wel de eerste in lijn (we zijn vanzelfsprekend niet de enigen met het briljante idee om wildlife te spotten bij zonsondergang) om een moose (rendier?) te spotten. Voor ons kan de dag niet meer stuk. Alles zit ons vandaag mee. Zelfs het weer, zo blijkt de volgende dag.

Het is bewolkt en het regent op onze vrije dag in Jasper. Het komt ons allemaal goed uit want we waren toch al van plan om veel koffie te drinken, te lezen, kaarten te schrijven en te slapen. In de avond klaart het op. Precies op tijd voor onze volgende safari. Ook nu spotten we weer wildlife en, omdat we dezelfde weg iets verder doorrijden, worden we nog beloond ook met het aangezicht van een berg met gletsjer, een meer op de voorgrond in het licht van de ondergaande zon. Jasper is voor ons een groot succes!

Omdat onze safari’s steeds wat opleveren, gaan we in het donker op weg naar Kamloops. Ook op een gewone snelweg (weten die beesten veel) zien we enkele elanden en, later, in de verte een eenzame grijze wolf. Die ons trouwens ook spot!

Kamloops is een slaapplaats en meer niet. We drinken er wel één van de beste lattes van onze trip. Voor ons als koffieliefhebbers een eervolle vermelding waard.

Vancouver, zaterdag 12 juli 2006

We zijn weer thuis. Een week in de auto was precies goed. In onze B&B worden we verwelkomd door Gary & Lorette. We hebben een andere, rustigere, kamer gekregen, die door de ligging aan de achterkant van het huis iets meer privacy geeft. De andere kamer was heerlijk, maar helaas leek het net alsof we in de keuken sliepen: we hoorden alles.

Vipassana, de 10 daagse meditatie in stilte komt nu steeds dichterbij. Allebei zijn we er duidelijk mee bezig. Allebei kijken we er ook naar uit. Vanwege meerdere redenen, voor de ervaring, bijvoorbeeld maar ook omdat we even geen prikkels van buitenaf meer willen hebben. Hoe leuk het ook is om toerist te zijn en om allemaal mooie dingen te zien en indrukken te krijgen, op een gegeven moment zit ik vol. We hebben dit ook zo ervaren tijdens onze andere reizen. Dat we ons dan ergens settelden, bij Marijanne in India tot rust kwamen of nu letterlijke stilte zoeken, is voor ons belangrijk om te kunnen blijven genieten.

Na de autotrip is er voor de komende dagen in Vancouver ook rust. We hebben zo’n beetje alles gedaan wat we moeten doen. Dat betekent dat we onze dagen tot aan Vipassana in ledigheid (is des duivels’ oorkussen) kunnen slijten. Fijn!

Vancouver, zondag 27 juli 2006

Na enkele rustige dagen in Vancouver. Dagen waarin we hét koffiehuis van Vancouver hebben ontdekt met prachtige bekroonde lattes, stappen we op 16 augustus in de Greyhoundbus naar het Vipassana meditatie centrum. De buschauffeur zet ons af bij de afslag naar het centrum. Daar zien we dat er behoorlijk wat andere medemeditatoren in de bus om ons heen hebben gezeten. Ellu en ik hadden met vooruitzicht van 10 dagen niets duidelijk alleen oog voor elkaar!

Bij de afslag worden we opgehaald want het is nog 3 kilometer rijden, het bos in, naar het centrum. Het ligt op een prachtige plek, omringd door een electrisch geladen berenomheining. Met beren hoef ik me in ieder geval niet bezig te houden. We schrijven ons in, krijgen brochures mee over de meditatietraining, over de regels en we krijgen te horen waar we moeten slapen. Ellu in een slaapzaal met 2 andere personen; ik op een kamer met 3 kamergenoten. Het is een klein centrum waardoor we eigenlijk nooit ver weg van elkaar zijn en elkaar overal tegenkomen. Best moeilijk.

Ook mondeling wordt ons een lijst van regels medegedeeld. Ik krijg het spaansbenauwd. Wanneer we even buiten zitten, vlak voor het (laatste!) avondmaal, slaat de twijfel toe. Zoveel regels, die voor een groot deel pas later door Goenka in context worden gezet. Maar op het moment van twijfel heb ik die context nog niet. Het komt me allemaal zo overdreven en gekunsteld over.

Ook vlak voor de aanvang van de nobele stilte en de eerste meditatie heb ik mijn twijfels nog steeds. Toch besluit ik om me volledig over te geven, wanneer er voor een laatste keer wordt gevraagd om voor de volledige 10 dagen deelnemer te zijn.

Om 8 uur ‘s avonds op 16 augustus 2006 begint voor ons de periode van nobele stilte. Van dag 1 t/m dag 10 staan we om 4 uur op om vervolgens tot aan 9 uur ‘s avonds, verspreid over de dag 11 uur te mediteren. Van deze 11 uren zijn er 3 verplichte meditaties in de centrale meditatiehal. Daarnaast is er elke avond een dik uur ‘les’ van Goenka via de video.

De eerste 3 dagen ben ik hard bezig met het verscherpen van mijn geest door te focussen op het natuurlijke verloop van mijn ademhaling. Dat mijn geest steeds scherper wordt, merk ik heel goed. Mijn eerste meditatie-uren heb ik, denk ik, voornamelijk geslapen (ik vond het al zo makkelijk gaan). Maar daarna werd het steeds makkelijker om me bewust te zijn van mijn ademhaling zonder me steeds af te laten leiden door mijn eigen gedachten en zonder in slaap te vallen.

Pas op dag 4 begin je met Vipassana zelf. Deze techniek gaat dieper dan het ‘alleen’ concentreren/verscherpen van de geest. Vanuit het gegeven dat alles continu verandert, richt Vipassana zich er op dat je dat aan den lijve ondervindt. Je leert om jezelf bewust te worden van wat je voelt en om dat te observeren zonder enige emotie en zonder er op te reageren.

Dat mensen zich vaak niet bewust zijn van hun eigen gedrag maar vervolgens wel meteen reageren vanuit bv. boosheid is waardoor een mens zoveel ellende kan hebben. Zelfs een plezierig gevoel kan een mens ellendig maken wanneer hij er steeds meer en meer naar verlangt (maar het misschien niet krijgt).

Door de nobele stilte ondervind ik in de praktijk hoe een mens zichzelf miserabel kan maken: iemand gaat tijdens de meditatiesessie douchen. Ik raak geagiteerd en zou het liefste die persoon even goed willen vertellen wat ik er van vind. De nobele stilte gebied me niet te communiceren waardoor ik min of meer gedwongen naar mezelf kijk, mijn boosheid zie en zie dat het ook zonder problemen weer voorbijgaat. Weg boosheid zonder dat het tot een conflict is gekomen.

Op die dag zit er sowieso veel boosheid in me. Ik weet niet wat ik aan moet met de boodschap uit het boeddhisme over verlangen hebben naar en gehecht zijn aan, en dat dat voor de mens zoveel ellende met zich mee kan brengen. De vraag die steeds door mijn hoofd gaat, is hoe het zit met de liefde wanneer het beter is als mens om je niet te hechten aan. Hoe kan ik dat verenigen met mijn liefde voor Ellu? In mijn ogen gooit Goenka met z’n verhalen mijn hele leven overhoop. Dat wil ik niet, dat weiger ik en dus voel ik me een hele tijd enorm ellendig. Maar ook dat gaat voorbij.

Het leren van Vipassana gaat me ook goed af. Ik werk hard om te kunnen ervaren wat de techniek precies doet. Ik kan je zeggen dat het bijzonder is om, door de techniek beetje bij beetje steeds meer te gaan voelen.

Om de meditatie heen heb ik vooral gegeten en geslapen. De lessen van Goenka, in de avond, waren een prettige afleiding. Naast uitleg over het hoe en wat van de techniek zijn zijn illustratieve verhalen zeer grappig. Als ook zijn indiaas engels en zijn guitige uitstraling. Ik heb veel kunnen lachen. ‘t Enige moment dat ik ook de anderen hoorde!

De vrouwenruimte is zeer klein en voortdurend lopen Ellu en ik elkaar tegen het lijf. Het lukt ons niet om elkaar helemaal niet aan te kijken. Een keer, wanneer Ellu voor haar dagelijkse wandelronde gaat en ik mijn was aan het doen ben, kijken we elkaar per ongeluk aan en lachen naar elkaar. Ik voel me als een klein pubermeisje, betrapt maar ook helemaal blij dat ze naar me teruglacht. Een bijzonder moment. Pas op de negende dag zoekt Ellu bewust contact. We zitten naast elkaar op de wc en ze steekt haar voet onder de afscheidingswand door. We raken elkaar even met onze voeten aan.

Op dag 10 mogen we weer praten. Het komt plotseling, aan het einde van een meditatie in de centrale hal. Net als de anderen weet ik in eerste instantie niet wat de bedoeling is, maar buiten de hal begint iedereen ineens te giegelen. Zo gaan we van stilte naar een kakafonie van geluiden. Een ontlading!

Ellu en ik kruipen snel naar elkaar toe. We mogen elkaar nog niet aanraken maar we zijn al zeer content met het feit dat we weer met elkaar kunnen praten. Dat we met elkaar kunnen delen hoe het is geweest en wat het met ons doet. Beiden vinden we het een zeer bijzondere ervaring.

Buenos Aires, vrijdag 8 september 2006

Terug naar Vancouver krijgen we een lift van Shari en haar moeder Monica. Het is een heftige rit want Shari rijdt als een gek. Ondanks dat we een omweg nemen via Richmond om Monica thuis te brengen en we bij haar ook koffie drinken, zijn we toch op een redelijke tijd terug in onze B&B in Burnaby. We kunnen ons settelen alvorens we richting de B&B van John in Kitsilano tuigen.

Het is een rit van bijna een uur naar Kits. Op de deur van John’s B&B zit nog een briefje met zijn naam. Hij is duidelijk nog niet aangekomen. Niet erg want daardoor kunnen we even lekker op één van de vele terrasjes zitten om een hapje te eten en te drinken. We hebben na een lange tijd de wijk met gezelligheid gevonden. Leuk om daar samen met John van te genieten.

Het weerzien met John is heerlijk. We eten met elkaar bij de griek en lullen de avond vol. Zo gaat het zo’n beetje hele dagen en hele avonden door. De eerste dagen blijven we in Vancouver. We lopen wat rond en winkelen in Metrotown. Onze autotrip passen we aan aan het jammere feit dat we door een watertekort niet naar Tofino op Vancouver Island kunnen. Andere accomodatie in de buurt van Tofino zoeken, beginnen we niet eens aan, want het is een lang weekend. Veel mensen zullen waarschijnlijk al hun alternatief hebben geboekt. Om zelf dan nog iets te vinden via e-mail is teveel gedoe. We besluiten om enkele dagtripjes te maken.

Onze eerste dagtrip gaat naar Victoria op Vancouver Island. Ondanks dat we al redelijk vroeg op pad zijn, lukt het ons om pas rond 11 uur bij de ferry te zijn. Daar horen we dat de ferry van 11 uur vol is en we in de rij moeten gaan staan voor die van 12 uur. Na een boottocht van anderhalf uur rijden we om half 2 Vancouver Island op. Een half uur later zijn we in Victoria. Weer een half uur later zitten we op een terras voor de lunch. Het is heet. We merken ook dat we op de boot bevangen zijn door de zon zonder het te merken. Om in het zonrijke Victoria uitgebreid rond te wandelen, lijkt ons geen goed idee. Dus besluiten we om de omgeving te gaan verkennen met de luxe van een auto met a/c. Voordat we goed en wel in een redelijk beboste omgeving zijn, neemt ook behoorlijk wat tijd in beslag. Gelukkig lukt het ons om in Sooke nog wel wat van de charme en schoonheid van Vancouver Island te zien. Verder komen we niet. We willen nog gaan eten in Sidney, dat een paar kilometer van de ferry terminal afligt. Omdat te kunnen doen én om er zeker van te zijn dat we terugkunnen naar het vaste land is het verstandig om ruim de tijd te nemen. Is de ferry van 9 uur vol dan kunnen we in ieder geval nog de laatste van 10 uur nemen.

In Sidney eten we een snelle hap. Wanneer we zien dat we ook de boot van 8 uur net nog zouden kunnen halen, haasten we ons het restaurant uit en de auto in. Net op tijd rijden we de boot op. Net als de boottocht heen is de tocht terug naar het platteland een waar genot. Vooral doordat de heuvelige eilanden als een dokter-vogel-reclame oplichten in de ondergaande zon. Om half 11 zetten we John af; om half 12 liggen we in ons bed in Burnaby. Doodmoe. Voor wat? Voor een lunch op Vancouver Island.

Onze leukste dagtrip is naar Grouse mountain in North Vancouver. Grouse mountain ligt op korte afstand van downtown Vancouver. Via Stanley Park, een park dat als een grote pukkel aan downtown Van vastligt en via een statige zeer engels aandoende Lions gate bridge bereik je North Van. Een paar kilometer verder en je bent bij Grouse Mountain. Een berg waar in de winter geskied kan worden en die de rest van de tijd dient als een natuurlijk fitnessapparaat. Het is een sport geworden voor mensen om zo snel mogelijk naar de top te lopen. Teruglopen wordt afgeraden omdat het te steil en daardoor te gevaarlijk is. Omdat John erbij is (ahum), besluiten we om niet naar boven te lopen maar om gewoon de kabelbaan te nemen.

In eerste instantie schrik ik van de prijs. Om de berg op en af te kunnen (enkele reis 6 minuten) betalen we 32 dollar per persoon. Na de dure ferry naar Victoria baal ik daar een beetje van. Waarom moet het zó duur zijn om alleen maar een berg op te komen? In een kabelbaan die volgepropt wordt met mensen? Boven aangekomen verdwijnt mijn baalgevoel al vrij snel. Er is van alles te zien en een paar dingen te doen op de berg. Als eerste genieten we van het uitzicht vanaf het terras van het enige restaurant daarboven. Daarna maken we twee rondritjes met de skilift om verder te genieten van het uitzicht over Vancouver. Maar het aller-, allermooiste zijn de twee grizzly beren die we er kunnen zien in natuurlijke omgeving met veel ruimte. Een omheining beschermt ons van hen en hen van ons. We hebben geluk dat ze zich dicht bij de omheining bewegen. Van 2 meter afstand kunnen we ze veilig bewonderen.

Whistler is ons laatste uitje buiten Van. Vooral de terugweg is mooi door de vergezichten over de eilanden voor de kust bij ondergaande zon. In Whistler zelf hebben we eigenlijk alleen maar ……geluncht.

De laatste 3 nachten verblijven we in dezelfde B&B als John, Graeme’s house in Kits. Het scheelt een hoop gedoe en tijd met heen en weer rijden. We nemen afscheid van Gary en Loretta met een warm gevoel. We hebben er ons prima thuis gevoeld: Ellu kon er haar wasjes doen en ik heb er veel van de computer gebruik kunnen maken. Zo veel dat ik dat de eerste 5 rondbrieven en de statistieken van onze fietsroute van Miami naar Vancouver hun plek hebben gevonden op onze website (www.mienmasjien.nl).

De laatste dagen zijn gezellig aan de ontbijttafel bij Graema met John en andere gasten, gezellig met koffie drinken, kletsen, lunchen en borrels wanneer de 5 in de klok zit! Maar op 6 september komt ook daar een einde aan. Om half 8 in de ochtend rijden we weg van Graeme’s house, uitgewuifd door Graeme, Janet, kiwi familie Jonathan, Michel & hun leuke zoon Edward en natuurlijk door onze lieverd John. Wat hebben we met z’n 3-en een leuke tijd in Vancie gehad!

Maar we hebben geen tijd om er over na te denken. Alle aandacht gaat naar de fietsrit naar het vliegveld en naar het incheckritueel van Mien. Een ritueel dat we goed lijken te beheersen. Niet alleen gaat Mien weer gratis mee; ook vliegen we naar Washington met economy plus (meer beenruimte) én heeft de steward mijn airmiles al verwerkt alvorens officieel lid te worden in Washington.

Bijna een dag later landen we in Buenos Aires. De ontdekking van een nieuw deel van Amerika begint zodra we onze eerste voet hebben gezet bij de bagageband.

De bagageband begint voor passagiersogen bij een gat in de muur met wat flapperende rubberen slierten ervoor. Door het gat worden koffers en tassen uitgespuugd op een band die zich met scherpe bochten langs de passagiers kronkelt. Mien willen we graag deze ervaring besparen. Net als op andere luchthavens starten we ons aankomstritueel. De enige moeilijkheid is dat we het hier in het Spaans moeten duidelijk maken. Dat lukt ons niet en dat wordt duidelijk wanneer we Mien’s stuur in bubbeltjesplastic door het gat zien komen. Ook dit keer redden we haar van een vreselijke darmbeweging. Met man en macht halen we haar van de band.

Dan komt de volgende stap: vervoer regelen naar het centrum van Buenos Aires, 35 kilometer verderop. Via de wereldfietserwebsite weten we dat we bij Tienda Manuel Léon moeten zijn, maar helaas wat voor solofietsers geldt, geldt niet altijd voor tandemistis: Mien kan niet mee in de shuttlebus en Mien past niet in hun minivans. Een andere optie weten ze niet. We besluiten om dan toch maar te gaan fietsen. Tenslotte zijn we wel wat gewend.

Echter het eerste dat we nodig hebben, is geld. Terwijl Ellu in de rij voor de ATM staat, word ik aangesproken door een jongeman, die zegt dat hij op het vliegveld werkt en dat hij een minivan voor ons kan regelen, die ook nog eens goedkoper is dan die van Tienda ML. Prima, denk ik. Pas als Ellu me zegt dat ze waarschuwingen heeft gezien: ‘Ga niet in op mondelinge aanbiedingen voor taxi’s’, bedenk ik me dat we wellicht opgelicht zouden kunnen worden. In eerste instantie maakt me dat best zenuwachtig.

Vanaf dat moment gaan de radartjes in mijn hoofd op volle toeren werken. Terwijl Ellu buiten met Mien staat, bedenk ik in etappes hoe we de situatie zo naar ons hand kunnen zetten dat we met een goed gevoel een taxi in kunnen stappen. Dat we een telefoontje moeten plegen naar onze contactpersoon voor ons appartement gebruik ik om informatie te verzamelen over wat onze mogelijkheden zijn.

Uiteindelijk regelen we een grote bus via een legitiem bureau. Hoewel de bus niet van het bureau is maar van een zelfstandig operende taxichauffeur geeft de link met het bureau het veilige gevoel. We tippen de jongeman die ons, met of zonder goede bedoelingen, op weg heeft geholpen. De uitkomst voor ons is namelijk goed.

De rit naar ons appartement duurt ongeveer 30 minuten. Onze chauffeur is een aardige man die maar enkele woorden Engels spreekt. Ondanks dat lukt het ons om een gesprek te voeren over onze plannen. Ondanks dat lukt het ons om zijn waarschuwingen en zijn tips te begrijpen. Zowel Ellu als ik zijn helemaal opgewonden van hoe leuk het is om op deze manier in een gesprek te zitten.

Onze straat, Defensa ziet er uit als een oude straat in Parijs, Barcelona of Praag. Veel lage statige oude gebouwen met mooie grote houten deuren en her en der een stenen beeld in of aan het gebouw. Om ons heen zijn vele antiekzaakjes met stoelen van Corbusier, Mies van der Rohe en andere ontwerpers die me doen kwijlen. Gelukkig komen we hier nog terug zodat ik in ieder geval een mooie Art Nouveau lamp kan kopen: een slanke vrouw die de bol van de lamp boven haar hoofd in haar handen houdt.

We staan nog maar net te wachten bij ons appartement of Pablo van het verhuurbureau komt eraan. In onze ogen het archetype van DE Argentijn: smal en niet al te groot, lang vet haar dat glad naar achteren zit en een arrogante kop. Zoals hij er uitziet, is hij niet. Pablo is een aardige man die gewoon zijn werk doet.

Het beeld van de typische Argentijn doet me denken aan een mop uit de Lonely Planet over Argentijnen: Iemand vraagt een vuurtje aan een Argentijn. De Argentijn voelt in zijn broekzak, in zijn kontzak, in de zakken van zijn jas en alle andere plekken waar hij een aansteker zou kunnen hebben. Helaas zonder resultaat dus zegt hij: ik heb geen vuur maar vind je ook niet dat ik een fantastisch lijf heb?

Om bij ons appartement te komen gaan we eerst door prachtige Art Nouveau deuren een lange openlucht gang in. De gang is betegeld met sierlijke moorse tegels. Vanaf het eerste moment houden we van de plek waar we 16 dagen zullen wonen. Hoewel het appartement er minder goed uitziet als op de foto’s zien we dat het een goede sfeer heeft: houten vloeren, openslaande deuren, ramen met houten luiken. Het is goed!

Nadat we het appartement met onze spullen hebben ingericht en fris gedoucht zijn, lopen we voor het eerst onze straat in op zoek naar een ATM. We gaan maar een klein stukje maar zien dat op elke hoek een knus restaurant of café zit. We duiken er één in die nokvol zit. Altijd een goed teken.

Het menu lezen is een opgave op zich maar we redden het zonder iets geks te bestellen als ingewanden of hersenen. Het eten en de wijn is lekker. En spotgoedkoop. We kunnen er zelf niet voor koken.

Na het eten duiken we snel 2 uur ons bed in. We zijn doodmoe. Door de reis hebben we de nacht overgeslagen. Ik kan mijn ogen niet meer openhouden. Twee uur lang liggen we in coma. Het is dat we de wekker hebben gezet. Anders waren we gewoon doorgeslapen.

Na ons dutje gaan we op zoek naar een telefoonkaart en een supermarkt. Met ons steenkolen Spans lukt het ons om beiden klussen met goed resultaat te klaren. We zijn tevreden en vieren dat met een cappuccino in, weer, een knus café.

Daarna is de koek op. Moe gaan we terug naar ons appartement. De tv houdt ons wakker tot 10 uur. Daarna mogen we van onszelf lekker gaan slapen. Ik slaap een droomloze diepe lange slaap.

Onbijt de volgende dag doen we thuis. Het bruine brood valt bijna uit elkaar. We hopen nog een redelijk alternatief te kunnen vinden. Na het ontbijt gaan we richting het huis van onze leraar Spaans voor de komende weken, profesor José Serebrenik. Op Plaza de Mayo nemen we de Subte (metro) naar station Once. De metro stamt volgens ons uit de jaren 30: heel ouderwets, van hout aan de binnenkant. De wijk waar de profesor woont, is totaal anders dan San Telmo. Het is een nieuwere wijk met de sfeer van de Albert Cuyp. Er is veel zooi te koop. De profesor blijkt te midden van de lingeriewinkels te wonen, straten van alleen maar lingerie. Het doet ons denken aan India waar je ook hele straten hebt die gewijd zijn aan één specifiek product.

De profesor woont duidelijk wat sjieker. Via een schone blinkende entree brengt de concierge ons naar zijn flat. Daar hebben we ons intake-gesprek. Allebei weten we gelijk dat we graag de komende 2 weken les van deze man willen hebben. Niet alleen is hij taalvaardig; hij is ook zeer aardig, vrolijk en charmant.

Met nog steeds last van een jetlag gaan we terug naar ons appartement om even te relaxen. In de hangmat geniet ik van mijn boek, the Lovely Bones. Een boek dat gaat over verlies, dood en loslaten. Het raakt me omdat ik er zoveel in herken: de dood van mijn zus, al bijna 11 jaar geleden. Het raakt me ook omdat ik zie dat ik haar heb los kunnen laten zonder haar kwijt te zijn geraakt. Ik huil mooie tranen met tuiten zonder hartverscheurend verdrietig te zijn.

Buenos Aires, zondag 10 september 2006

Ook zaterdag doen we rustig aan. We lopen op ons gemak naar Avenida Córdoba & Florida. Er is bijna geen verkeer op straat. Een groot verschil met het verkeer dat we hebben gezien en ontweken op donderdag en vrijdag. Van onze professor weten we inmiddels dat de weekenden altijd rustig zijn wat het verkeer betreft.

We kijken onze ogen uit. Er is zoveel te zien en er lijkt voortdurend wat te gebeuren in deze stad. Córdoba en Florida blijken de grote winkelstraten van BA te zijn. Daar zien we voor het eerst kinderen bedelen. Niet zo vreemd dat ze dat op deze plek doen. De rijkdom druipt van de winkels af.

Wij komen er voor een engels boek en worden getrakteerd op de klanken van Argentijnse muziek, gespeeld door straatmuziekkanten. We worden er nog vrolijker van.

In één van de knusse hoekcafe’s besluiten we onze dag met 2 biertjes en tapas. Elke dag nog hebben we bier of wijn gedronken en ook van alles lekkers gegeten. Vooral Ellu kwijlt bij het zien van alle zoetigheden die hier te koop zijn. De winkels trekken je naar binnen. Vlak bij ons huis vinden we ook een overdekte markt met kramen met oude troep, antiek en ook met oude kaas & salami. Van het laatste slaan we meteen maar wat in. Verdorie, alles nodigt hier uit om……… Wat een enorm leuke stad!

Zondagochtend gaan we voor onze eerste les Spaans naar Profesor José Serebrenik. De les is 3 uur lang. We zijn er moe van maar de moeheid is secundair. De les is leuk en onze profesor een aangename leraar. Die 40 uur zullen op deze manier makkelijk gaan lukken.

Terug in onze straat staan we versteld van de drukte. Heel Defensa vanaf Plaza Dorrego tot aan Plaza de Mayo is gevuld met kraampjes, straatmuziekkanten en de TANGO. We zijgen op een terras neer bij ons op de hoek. Eeen glaasje wijn erbij, een ondergaande zon en tangomuziek op de achtergrond en ons geluk is compleet. Heerlijk, heerlijk, heerlijk! BA ademt sfeer uit.