Sydney, woensdag 9 februari 2011

Onze eerste lunch in de grote stad is bij een Italiaans restaurant. Een echt Italiaans restaurant want ze serveren en bereiden het eten zoals je het ook zou krijgen in Italië zelf. Inclusief de snel sprekende ober die ons het menu vertelt alsof het poëzie is. Twee bellen witte wijn begeleiden de lasagna & de risotto. Daarna kunnen we niet anders dan even een dutje doen. Het is maar één glas maar allebei zijn we licht beschonken.

De kamer is naast de lift en dat is te horen. We slapen omdat we moe zijn maar omdat we hier 4 dagen verblijven en omdat ik weet dat er betere kamers zijn, ben ik zo brutaal om om een andere kamer te vragen. Het meisje achter de balie is zeer begrijpend en behulpzaam. We kunnen de volgende dag naar een andere kamer. In ieder geval een kamer die weg is van de lift. De stille hoop is dat dit ook meteen een verbetering van de kamer zelf betekent.

Na het dutje lopen we een rondje in de buurt. Eerst naar Kings Cross, één van de meest besproken (beruchte?) wijken van Sydney, te vergelijken met de Wallen in Amsterdam. Het is nog geen 150 meter lopen van McLeay Street naar Darlinghurst Road, de straten gaan in elkaar over maar het is wel een wereld van verschil. McLeay Street is hip en modern; Kings Cross is ordinair en schreeuwerig. We voelen ons meer thuis in McLeay Street (ahum). Het is een drukte van belang in Kings Cross maar zodra we een zijstraat in slaan, is het gelijk weer rustig. Het is erg leuk om zo onze buurt te verkennen. Van huizen die onbewoonbaar lijken tot luxueuze modernistische of juist zeer pompeuze huizen, van parkjes tot baai, van smalle steegjes tot brede met bomen gelijnde straten. Het is er allemaal en het is zeer afwisselend.

Fietsen naar de fietsenmaker

Op dag twee is de belangrijkste activiteit de fiets naar de fietsenmaker brengen. Terwijl wij op pad zijn, worden onze spullen naar de nieuwe kamer verhuisd. Met de gps als onze gids fietsen we naar Cheeky Transport toe. Cheeky Transport is de expert in Sydney als het gaat om de Rohloff naaf. Al onze hoop is dus op de mannen bij Cheeky Transport gevestigd. Ook weer niet helemaal waar want eigenlijk hebben we al besloten dat we gewoon door fietsen als zij ons niet kunnen helpen. Ondertussen fietsen we al immers minstens twee weken met de tik in het achterwiel. Dan kan de rest er ook nog wel bij. En een e-mail van Hartger, een vriend van ons, bevestigt ons idee. Ook hij schrijft dat we gerust door kunnen fietsen. Wanneer Hartger het zegt dan vertrouwen we daar volledig op.

De route naar de fietsenmaker is een hele grappige. We zien letterlijk de achterkant van Sydney. Een paar keer worden we namelijk straatjes ingestuurd waarop de achteruitgang van de huizen uitkomt. Eigenlijk zien we op deze manier van alles en nog wat. Erg leuk om ook de stad zo te zien.

Bij Cheeky Transport kunnen we Lien Masjien voor 2 dagen achterlaten. Terwijl er voor haar gezorgd wordt, kunnen wij Sydney gaan bekijken. Wat blijkt, is dat we per ongeluk terecht zijn gekomen in Newtown, een wijk van Sydney met aantrekkingskracht voor veel alternatievelingen, goths, linkse mensen. Qua uitstraling zou je de hoofdstraat van Newtown, King Street, kunnen vergelijken met de Kanaalstraat in Utrecht. We vinden er meteen een leuk café met goede koffie en ……. iets lekkers. Omdat er ook veel goede boekwinkels zijn, lopen we de hoofdstraat heen en weer op zoek naar een nieuw boek. Via Newtown lopen we langs de Universiteit van Sydney en de net als Newtown opkomende wijk Glebe terug naar onze wijk, Potts Point. Zo banjeren we door de stad en merken we dat we Sydney erg leuk vinden.

Safari van niks maar zoo is leuk

De tweede dag in Sydney houden we voor een bezoek aan de dierentuin. We kopen een ticket waarbij maar liefst de ferry, een sky safari, de bus naar de ingang en de entree bij inzitten. Dat blijkt een hoop lucht te zijn. De sky safari is een ritje van 150 meter met de kabelbaan waarbij we – omdat ze zo groot zijn – alleen de olifanten kunnen zien en de ingang van de dierentuin ligt hoogstens 250 meter van de ferry vandaan. De dierentuin zelf is ook wat teleurstellend. De dieren zouden veel natuurlijke leefruimte hebben maar “veel” vinden wij toch echt een overstatement. Toch hebben we het er naar onze zin. Vooral omdat we ongestoord kunnen genieten van de wombats die heerlijk in hun afgesloten donkere holletjes op hun rug liggen te slapen. We zijn er ook uren zoet. Terug in het hotel zijn we bekaf. We internetten nog wat, doen boodschappen bij de Woollies en ‘s avonds hebben we een heerlijke avond op onze kamer met een boek, een wijntje en lekkere hapjes.

Donderdag halen we Lien Masjien op. Er is behoorlijk wat aan haar gesleuteld, de rekening is hoog maar met plezier geven we ons geld aan de mannen van Cheeky Transport. Ze zijn leuk, behulpzaam en service-gericht. En Lien lijkt weer soepel te fietsen. Nadat we Lien Masjien terug hebben gebracht naar het hotel verkennen we ter voet de wijk Paddington. Zo lopen we heel wat af. Het is de laatste dag in Sydney en het is goed zo. We hebben gezien wat we wilden zien, elke ochtend hebben we de beste koffie in de stad gedronken bij café Dov en ‘s avonds sloten we af met een biertje in een pub ergens op een hoek.

The Entrance, vrijdag 11 februari 2011

Rotdag

Vandaag is een rotdag. In de eerste plaats omdat ik ongesteld ben en alleen met vlagen in staat ben om de leuke dingen te zien. In de tweede en daar op volgende plaatsen vanwege de route die niet zo idyllisch is als we dachten. We zouden de zee voortdurende moeten kunnen zien maar door het zware verkeer krijgen we daar absoluut de kans niet toe.

Ook lijken we vandaag maar niet vooruit te komen. Dat heeft weer te maken met dat we twee veerboten moeten nemen. De eerste van Sydney Harbour naar Manly gaat nog vrij snel maar de tweede die gaat van Palm Beach naar Ettalong niet. Vooral omdat we meer dan een uur moeten wachten op het vertrek van de ferry. En we bij aankomst in Ettalong de binnenband moeten herschikken. Minpuntje van Cheeky Transport, naast verder alleen maar lof, de binnenband is er slordig ingezet waardoor ik de eerste helft voortdurend zwabber en het stuur voel trekken.

Pas om zes uur komen we aan bij The Entrance, althans het eerste de beste caravan park dat nog op zo’n 3 kilometer afstand van het centrum van The Entrance afligt. Maar allebei zijn we het goed zat. Een dag van nog geen 65 kilometer die behoorlijk zwaar is. Het enige lichtpuntje van deze dag zijn de heerlijke patatten die we eten bij het restaurant in Palm Beach. Patatten die tegelijkertijd met wat teentjes knoflook, groene en rode chillies, olijven en koriander in de frituur zijn gegooid. Smullen.

Newcastle, zondag 13 februari 2011

Onbeschofte lui verpesten onze nacht

Voor ons tentje op de kleine camping waar haast niemand is, hebben we het naar onze zin. We komen een beetje bij van deze – op één of andere manier – intense dag. Dan gaan we naar bed. We liggen bij wijze van spreken nog geen seconde of er komen vrij snel achter elkaar twee groepjes jonge Aziaten bij staan met de tent. Ze kletsen met elkaar maar houden het verder vrij rustig. Weer iets later wordt de rust op de camping wreed verstoord door een grote groep mannen variërend van 25 tot 45 jaar. Zij nemen twee cabins die op een paar meter afstand van onze tent staan en ze zijn heel erg aanwezig. Ze praten luid, ze lachen luid en ze hebben muziek aan op een volume die voor een camping om 10 uur ‘s avonds niet gepast is. Ik heb al niet zo’n lekkere dag en dit kan ik er niet bij hebben. Gelukkig voelt Ellu nog ergens compassie met deze a-sociale mannen; ze spreekt ze aan en………. de muziek gaat zachter. Ze zijn dus in staat om zich in een ander in te leven, denken wij.

Ondanks dat de muziek zachter is, blijven ze aanwezig. Er lijken ook steeds meer mannen en meer auto’s bij te komen. Alles doen ze met volle kracht: ze gooien met de deuren van de auto, ze lachen hard, ze schuiven met de deuren van de cabin. Ze lijken zelfs luid te lopen. Wanneer bijna de hele groep – luid – vertrekt om zich elders te vermaken, kunnen we eindelijk slapen. Redelijk althans, want de jonge Aziaten blijven tot half 1 bij de tent zitten om te praten. En bij de overblijver(s) van de grote groep mannen heeft zich ergens in de nacht een vrouw gevoegd die steeds luid lacht. Af en aan krijgen we wat slaap tot dat de hele groep om 4 uur weer luid terug komt naar de cabin en in de cabin door gaat met hun eigen kleine luide feestje. Heel even, voor een uurtje, is het stil maar dan om half 6 worden we weer wakker. De heren zijn wakker en ze besluiten om met elkaar eens lekker een rondje te gaan zingen. Doodmoe ben ik. Doodmoe is Ellu. We hebben nauwelijks geslapen. Dat de muziek gisteravond zachter is gegaan, is achteraf een wonder te noemen want deze heren lijken alleen maar rekening te willen houden met zichzelf. Gebroken stappen we op de fiets op weg naar Newcastle. Ondanks de vermoeidheid proberen we de moed er in te houden en voor een groot deel van de dag lukt ons dat zo waar.

Het zit ons niet echt mee

Het zit ons helaas echt niet mee. De zon is in geen velden of wegen te bekennen. Op zich helemaal geen probleem ware het niet dat het op een gegeven moment begint te regenen. Het fietsen gaat best aardig maar ja, met miezer valt er niet erg veel van de omgeving te genieten. Naast een paar kilometer in een nationaal park IS er ook weinig omgeving om van te genieten omdat we grotendeels ook vandaag weer op wegen zitten met veel verkeer.

Op de Pacific Highway hebben we een enorme vluchtstrook maar nog steeds is het op passen geblazen. Er ligt zoveel glas op de vluchtstrook dat het bijna onmogelijk is om alles te vermijden. Daar waar het kan – dat betekent dus wanneer ik uit kan wijken – ga ik er om heen; het fietst alleen wat onrustig. Het verbaast ons niets wanneer we een geluid horen en heel plotseling met een lekke achterband staan. Gelukkig staan we bij een rustige afrit en kunnen we ongestoord – in de miezer – de band verwisselen. De binnenband is snel geplakt met een zelfklevende bandenplakker; het gat in de buitenband ziet er behoorlijk groot uit. Met een gaasje dat we al jaren en jaren mee op reis hebben maar nog nooit hebben gebruikt “plakken” we de achterband. We hebben geen idee of we het goed doen – de gebruiksaanwijzing zit ergens in één van de tassen – maar we hopen dat we met het gaasje in ieder geval Swansea, de eerstkomende plaats zullen halen.

Omdat we toch bezig zijn, voelt Ellu ook nog even aan de voorband. Ook die heeft niet meer zo heel veel lucht. Ellu pompt de voorband bij. Ter plekke besluiten we om in Swansea te blijven. Om daar goed na te denken of we wel door willen blijven fietsen naar Brisbane. Ineens is er namelijk het volledige besef dat het stuk van Sydney naar Brisbane drukker is dan de route van Sydney naar Melbourne. Met de simpele reden dat er meer mensen wonen. Daardoor is er vrijwel voortdurend veel verkeer, is er meer glas op de vluchtstrook en komen we ook weer vaker van die mannelijke Neanderthalers tegen. Drie dingen die we graag vermijden. En in Swansea kunnen we ook meteen de bandensituatie weer volledig herstellen.

Swansea sucks

Bij het informatiecentrum halen we zoveel mogelijk brochures over alles wat in het binnenland is. Ook vraagt Ellu aan de dames hoe de motelsituatie in Swansea is. Ze vertellen ons dat er maar twee zijn. Wanneer we ze gaan verkennen, is er één al vol en bij de tweede hebben we de laatste kamer. Het is een klein bedompt kamertje. Net zo bedompt als Swansea waar het leven op zaterdagmiddag om één uur stopt. Met uitzondering van een aantal snackbars is verder alles dicht en is er helemaal niemand op straat te bekennen. Gelukkig is de supermarkt wel open. Daar slaan we frustratie-eten in.

Het is kiezen of delen: een bedompte kamer met deur open of de airconditioning aan die er voor zorgt dat de kamer op zijn grondvesten trilt. We kiezen voor bedompt mét. Van de oncomfortabele stoelen verplaatsen we ons naar het oncomfortabele bed. Illegaal tappen we WiFi af, skypen met H&I, Ma Baarslag en Marijanne, en we voelen ons er niet schuldig over. Zeker niet wanneer we de volgende dag allemaal bultjes op ons hebben. Bedluizen? De kamer is 100 dollar. Weer is de kamer het geld totaal niet waard en dan nog beestjes ook.

Er is irritatie en frustratie alom, die onder de oppervlakte suddert en wacht op een moment om de kop op te steken. Dat moment komt wanneer ik een grapje maak over Ellu en hoe ze het steeds over de prijs-kwaliteitverhouding heeft. Dat grapje valt enorm verkeerd en voordat we het weten, hebben we ruzie. Ellu zegt dat ze niet meer met me kan reizen wanneer ik niet meer kan kamperen, zeg ik dat ik wel wil kamperen maar dat ik alleen steeds slecht slaap – en zo gaat dat door – totdat ik uiteindelijk voorstel – drama queen – om terug te gaan naar Sydney en naar huis te vliegen. In plaats van naar huis te vliegen, zitten we even later – zonder dat we het bijgelegd hebben – op de fiets naar Newcastle. We komen er even niet uit en laten het dan ook maar zo. Hopelijk lukt het wel wanneer de gemoederen wat gesust zijn.

Wat in ieder geval helpt, is een gemeenschappelijke irritatie: wat blijkt, is dat op 500 meter afstand van het informatiecentrum, over de brug nog een derde brandnieuw motel ligt. Officieel is dat Swansea niet meer maar we kunnen even gezamenlijk uithalen naar de beperktheid en kortzichtigheid (wellicht partijdigheid) van de vrouwen bij het informatiecentrum. Bij een koffiestop komen we verder nader tot elkaar. Een oplossing is er nog steeds niet maar we spreken af dat we in principe in motels gaan maar dat de kamer dan wel een bepaalde kwaliteit moet hebben zoals een goed bed (anders kunnen we net zo goed in de tent slapen) en ik geef aan dat ik kamperen niet wil afschrijven maar dat Ellu dat dan ook niet moet doen.

Ongeluk ligt op de loer

Dat onze echtelijke ruzie nog niet helemaal uit ons systeem is, komt ons bijna duur te staan. De gps geeft aan dat we over een paar honderd meter naar rechts moeten. Bijna bij de afslag vraag ik aan Ellu of ik kan. Ellu zegt dat we kunnen maar in mijn ooghoeken zie ik een witte auto. Ik ga niet en zeg tegen Ellu dat het echt niet mogelijk was om te gaan. Ik vraag of het nu kan en weer zegt Ellu dat we kunnen maar weer zie ik in mijn ooghoeken een auto achter ons. Enigszins geagiteerd, geef ik weer aan dat ik niet snap dat Ellu zegt dat we kunnen gaan, terwijl er een auto naast ons zit. Ellu antwoordt terug dat ze echt wel weet wanneer het mogelijk is, aangezien ze dit al een tijdje doet. Dan begrijpt Ellu wat ik bedoel – we zijn inmiddels op enkele meters van de afslag – en legt ze uit dat ze niet begreep dat ik wilde voorsorteren om naar rechts te gaan. Ze dacht dat ik even van de vluchtstrook een stukje naar rechts wilde om een tak of glas te ontwijken. Wat een geluk dat ik niet zomaar mijn stuur naar rechts heb gegooid.

In Newcastle komen we rond half 10 aan. Het is een leuke aantrekkelijke stad (de zesde stad van Australië na Sydney, Melbourne, Perth, Adelaide en Brisbane) met veel sfeer en een leuk oud centrum. En Newcastle heeft een strand met natuur zwembaden in de zee (rock pools). Omdat er geen motels in het centrum zijn, proberen we weer eens een hostel voor backpackers uit. De kamer is pas om 12 uur klaar maar heel erg vinden we het niet. Tegenover het hostel is een café met een leuk terras. Daar genieten we van een uitgebreid ontbijt van gebakken eieren, hash brown, gebakken champignons, tomaatjes en spek. En van wentelteefjes met ricotta en bosbessen en frambozen. We vinden dat we het wel hebben verdiend. De koffie is ook nog eens lekker. Na het ontbijt zijn we weer twee helemaal tevreden vrouwen, die er zin in hebben om Newcastle te verkennen.

In het hostel vallen we duidelijk uit de toon. Van alle aanwezige personen zouden we de moeders kunnen zijn. Het is grappig om te merken hoe we het hostelleven ontgroeid zijn. Er is totaal geen connectie terwijl dat er 10 jaar geleden nog wel was. Tja 35 t.o.v. 24 is toch echt anders dan 45 versus 24. Er hangt een grote tv in de keuken/eetkamer/receptie en de hele dag hangen daar een aantal jongeren terwijl wij – te voet – door Newcastle lopen en de Art Deco gebouwen bewonderen. ‘s Avonds brengen we door op onze kamer met daarin een stapelbed (tweepersoonsbed onder op) en verder helemaal niets. De ruimte beneden vinden we te klein, en de tv staat aan. Niet echt een rustige plek om te vertoeven (voor de oudere vrouw).

Cessnock, maandag 14 februari 2011

Pech, en nog eens pech

De ochtend begint niet super. Zodra we wakker worden, ziet Ellu meteen dat we een lekke band hebben. Hoewel we nog even naar bed terug gaan, om wakker te worden, lig ik niet meer prettig. Die lekke band zit in mijn hoofd en die wil ik zo snel mogelijk geplakt hebben. De fiets gaat op zijn kop, het wiel gaat er uit en een nieuwe binnenband gaat er in. Het lek van de dag naar Swansea was blijkbaar te groot om geplakt te kunnen worden; we horen onder het plakkertje het gesis van een leeglopende band. Alles verloopt soepel tot dat de zogenaamde clickbox weer terug gezet moet worden. Dat zou heel gemakkelijk moeten gaan maar op één of andere manier schuift ie er niet op. Moedeloos word ik er van, en wanhopig, en gefrustreerd. Uiteindelijk komen er tranen. Ik heb het zo gehad met de fiets, met de lekke banden en dan nu met iets wat heel simpel zou moeten zijn. En weer wil ik terug naar Sydney, en naar huis.

Met vereende krachten proberen we te achterhalen wat er aan de hand is. Eerst zien we dat het de bout is die niet in de pasvorm in de clickbox gaat. Dan merk ik dat de bout met de hand een beetje te bewegen is. Dat brengt ons tot de conclusie dat de clickbox er op moet passen wanneer we de bout in de goede stand zetten. Het woord “stand” doet me er aan denken dat er iets met schakelstand 14 is waardoor ik de schakelhandgreep beweeg. Hierdoor ziet Ellu in de clickbox de pasvorm voor de bout draaien. En ja hoor, uiteindelijk past de clickbox er weer op. Het enige is dat de schakelgreep en de innerlijke schakelstand in de naaf nu niet meer kloppen. Maar ook dat doet weer aan iets denken, namelijk een tip tijdens de Rohloff workshop bij Vittorio en uiteindelijk is alles weer goed. We zijn er door na te denken en goed te kijken samen uitgekomen. Dat geeft een goed gevoel. En we begrijpen weer iets meer van de werking van de naaf. En hoef ik ineens niet meer naar huis 😉

Beneden gekomen, kunnen we niet ontbijten in de keuken van het hostel, die vanaf 7 uur beschikbaar zou moeten zijn; het is al bijna 8 uur. Het is duidelijk dat 7 uur voor de meeste gasten blijkbaar te vroeg is en dat men niet gewend is dat er zo vroeg op de ochtend mensen gebruik willen maken van de keuken. Het geeft ons een mooi excuus om naar het café aan de overkant te gaan. Ook vanochtend genieten we van een – ander – heerlijk ontbijtje.

Frisse moed

Rond half 10 vertrekken we in de miezerregen richting Cessnock, het binnenland in. Het duurt even voordat we de drukte van de stad uit zijn maar wanneer dat zover is, beseffen we allebei dat de keuze voor het binnenland een goede keuze is. Het verkeer is minder druk en we verwachten dat het steeds minder druk zal worden naarmate we verder weg van de kust gaan. Er is weer tijd om om ons heen te kijken en de eerste waarschuwingsborden van overstekende kangoeroes is er ook weer. In Cessnock vinden we ook nog eens een goed net motel. Deze dag geeft ons frisse moed en frisse zin om verder te fietsen. Mooi!

Sandy Hollow, woensdag 16 februari 2011

Genieten van het wijngebied

Helaas regent het wanneer we opstaan. In het kleine half uur dat het droog is (min of meer) laden we de fiets op en wanneer we klaar zijn om te gaan, begint de regen opnieuw. Ondanks de regen fietsen we lekker. De eerste glimlach wordt op onze gezichten getoverd wanneer we net Cessnock uit zijn, een landelijke weg op rijden en daar in het veld een groepje kangoeroes zien zitten. Zij zien ons ook, schrikken wellicht van ons en hoppen door het veld, gaan de weg over en hoppen in het veld aan de andere kant van ons weg. Ze gaan niet allemaal tegelijk en terwijl wij rustig door fietsen, zien we dat de achterblijvers een gaatje zoeken om alsnog hun soortgenoten gezelschap te gaan houden. We kunnen ons voorstellen dat op deze manier een kangoeroe regelmatig tot road kill verwordt.

De route gaat door de Hunter Valley langs wijngaarden. Er ligt een grijze deken over het landschap maar door het grijs heen zien we dat dit een mooi licht heuvelachtig gebied is waar de wijnranken in strakke rijen tegen de heuvels op staan. Gelukkig zijn de wijngaarden nog gesloten anders zou de verleiding wel erg groot zijn om overal even te proeven. Dát en dan combineren met een bezoekje aan een kaasmaker of een chocoladefabriek. Het is er allemaal. Het wordt een bezoekje aan een tuindorp – kan er niets anders van maken. Een aangelegde tuin met daar in winkeltjes, cafés, restaurants en zelfs een kerk. Een beetje popperig maar prettig dat het er is want het regent nog steeds en daar willen we graag even een pauze van nemen. En natuurlijk hebben we zin in een bak koffie.

Het is een welkome stop maar in plaats van dat de regen mindert, lijkt het alleen maar harder te gaan regenen. Het is altijd moeilijk om in de regen op te stappen maar we doen het toch. De weg is behoorlijk slecht maar het gebrek aan verkeer en de aangename omgeving maken alles goed. We zitten heel lekker op de fiets. En we worden vergezeld door het gekwetter en gefluit van allerlei vogels. Het is een drukte van belang in de bomen die we passeren. We denken dat de regen van allerlei lekkers naar het oppervlakte brengt.

Van de laatste 15 kilometer weten we dat we op de snelweg moeten in de buurt van een grotere plaats. We verwachten verkeer en dat is er ook. Functioneel trappen we de laatste kilometers weg. Tien daarvan zijn zowaar vlak. Dat hebben we in Oz nog niet zo heel veel meegemaakt. En inmiddels is het droog.

Singleton is 3 keer niks maar ik word er wel jarig

Dan komen we in Singleton aan, een plaatsje waar we al een aantal veelbelovende dingen over hebben gelezen in prachtige brochures. Wij vinden het 3 keer niets. Het heeft totaal geen sfeer, de oude winkelstraat komt over als een afbraakstraat maar gelukkig vinden we nog wel een sfeervol tentje om te lunchen. Pfff, denken we, is er toch niet iets de moeite waard in Singleton. Ook het motel is zoals zo vaak tot nu toe een oude dump die zijn geld niet waard is maar gelukkig ligt het bed goed en zijn de lakens schoon. Veel goeds kan Singleton niet doen. Zeker niet wanneer we bij een grote winkel Rivers bij het naar buiten lopen onze rugzakken moeten laten zien en we bij het oversteken door een automobilist betoeterd worden omdat we niet uit de weg gaan. Tien seconden wachten of gewoon om ons heen rijden, komt niet in hem op. Ja, dan kan je beter gaan toeteren. Dat helpt!

‘s Avonds brengen we door, voor en in onze motelkamer. Om half 9 wil ik eigenlijk al slapen want ik voel met niet zo lekker. We rekken het tot 9 uur. Dan gaat het licht uit en slapen we door tot 6 uur ‘s ochtends.

Wanneer ik mijn ogen open, is het mijn verjaardag. Vandaag ben ik 45 jaar geworden! Met allerlei kadootjes word ik verwend: een mooi Adidas sporthorloge, mijn favoriete snoep in Oz, crunchy honeycomb (chocola rondom hele luchtige gecarameliseerde suiker), tien lekkere grote onderbroeken en een hele grote pot Nutella. Maar liefst 750 gram aan Nutella. Voorlopig gaat er in ieder geval geen pindakaas meer mee. We moeten immers keuzes maken.

De route als kadootje

We fietsen een route die ook een kadootje is. Van Singleton nemen we de Golden Highway. Zodra we wat verder uit de buurt van Singleton zijn, wordt ook deze highway een rustige weg. Verhoudingsgewijs zijn er meer vrachtwagens dan gewone auto’s op de weg maar omdat het geen voortdurende stroom van verkeer is, is het goed fietsen. Zelfs op de stukken dat er nauwelijks een vluchtstrook is. Met maar twee klimmetjes in het verder licht glooiende landschap trappen we de kilometers lekker weg. De twee klimmen markeren het begin en einde van valleien. Het doet ons erg denken aan Nevada met dat verschil dat de klimmen hoger waren en langer, net zoals de wegen die de klimmen met elkaar verbinden. Mooi is het zonder meer: goudgele velden om ons heen, een ranch met paarden her en der en heuvels van 700 meter hoogte in de verte op een afstand.

Als beloning dalen we af naar Sandy Hollow. Het is een plaatsje met vrijwel helemaal niets maar in onze ogen heeft het meer sfeer dan Singleton & Cessnock bij elkaar. Ons tentje zetten we op bij het caravan park (met gratis Wifi notabene) en in het zonnetje dat inmiddels al weer een paar uur stevig schijnt, lopen we fris en schoon naar een Art Gallery met Devonshire Tea. Wij maken er Devonshire Coffee van. De scones, jam & dikke slagroom zijn mijn verjaardagstaart. Smullen!

Geen pub meal voor ons

Van de vriendelijke mensen bij de Art Gallery gaan we naar een onvriendelijk welkom bij de pub. Bij de Art Gallery hebben ze nog gezegd dat ondanks dat de pub vanavond geen maaltijden serveert ze het wellicht wel doen als we er om vragen. Dat komt niet eens in ons op wanneer de eigenaresse van de pub met een onvriendelijke gezicht en zonder ons aan te kijken onze bestelling van twee biertjes opneemt. Ik probeer nog een praatje aan te knopen maar het mag niet baten. De vriendelijkheid houdt voor ons ook op wanneer ze eerst 7 dollar wil rekenen, dan 9 zegt en uiteindelijk 8 dollar vraagt. Dit voelt als belazerd worden.

Gelukkig kunnen we bij de benzinepomp ook eten afhalen en dat doen we ook: twee hamburgers met alles er op en aan en een portie potato wedges met zure room. Natuurlijk is het te veel maar aangezien we een behoorlijke dag achter de rug hebben, gaat het er in als koek. We laten gewoon het overbodige van de hamburger en van de potato wedges liggen respectievelijk de kleffe broodjes & het teveel aan zure room. Na mijn verjaardagsmaal zien we een aangenaam zitje bij de receptie met elektriciteit. Daar kan ik mooi mijn laptopje opladen en onze e-mail checken. Er is gratis Wifi maar helaas lukt het me niet om verbinding te krijgen. Dan nog maar een paar dagen wachten op mijn verjaardagsmeel.

Terwijl we onze tijd aangenaam verdoen met lezen, begint het helaas te regenen. We zijn blij dat deze camping een paar goeie plekken heeft om droog te zitten zodat we niet meteen door de regen onze tent ingejaagd worden. Maar bedtijd komt er aan. Noodgedwongen kunnen we niet anders dan toch de regen in gaan. Heel jammer want zo gaan we met nattige spullen de tent in én we hebben ons niet alvast voor kunnen bereiden voor de lange dag van morgen. Het regent gelukkig niet heel erg hard maar ondanks dat heeft het tentdoek weer water gevangen, terwijl hij mooi strak staat. De North Face Minibus 33 mag een mooi groot tentje zijn met een laag gewicht maar daar is dan ook alles mee gezegd. In de regen is dit een hele onhandige en slecht ontworpen tent. En inmiddels is ook een tweede bevestigingspunt los gekomen van het tentdoek. Dat wordt thuis maar weer eens een lange brief naar North Face schrijven.

Dunns Swamp, vrijdag 18 februari 2011

De mooie Bylong Valley Way

Om kwart over 6 gaat de wekker; rond half 8 zitten we op de fiets. Niet slecht gezien dat we de avond ervoor helemaal niets hebben kunnen voorbereiden. We fietsen over de Bylong Valley Way, die – niet zo verwonderlijk – vooral de valleien volgt. Kilometers en kilometers lang hebben we een weids uitzicht over een uitgestrekt boerenlandschap van graanvelden, groene weides vol met paarden en wijngaarden. Het is een prachtige route. Een route die tot nu toe al het andere in Australië doet vervagen (van deze reis althans). Niet alleen omdat het een hele rustig route is – hoewel dat zeker een belangrijke bijdrage levert aan het fietsgenot – maar ook omdat de weidsheid zo mooi is. We zitten niet in de grote heuvels maar worden er door omringd, op afstand want eerst is daar nog een vallei en na een klim van rond de 100 meter of een bocht is daar weer een nieuwe vallei. Vallei na vallei waar onze weg door heen snijdt of zich juist vlak langs de bergwand schuurt.

De eerste klim is steil maar brengt ons voor de eerste keer Wollemi National Park in. Dit park is één van de ruigste plekken in Australië. Diep in het Nationaal Park worden nog steeds nieuwe dier- en/of insectensoorten ontdekt. Het is een park vol met kangoeroes, possums, allerlei vogelsoorten, platypussen (platypi) en wombats. Wij fietsen alleen maar langs de rand en tijdens de heerlijk gemoedelijke afdaling zien we ineens een donker bolletje over de weg bewegen. Wanneer we dichter bij komen, zien we dat het een wombat is. Heel gemoedelijk kuiert hij de weg over, kijkt ons even aan, loopt een stukje onze richting uit en verdwijnt dan – nog steeds kuierend – het bos in. Het is ongelooflijk maar weer zien we – overdag notabene – een wombat. We kunnen ons geluk niet op. Het zijn zulke leuke dieren. We worden er gewoon gelukkig van!

Dat we hier dicht bij de natuur zijn en door alle rust omgeven, wordt ons nog duidelijker wanneer een valk achter de struiken die langs de kant van de weg staan, tevoorschijn komt, op ooghoogte naast ons vliegt met een muisje die in zijn klauwen bungelt. Wat een ontzettend gaaf gezicht!

Halverwege bijtanken

Iets over de helft is er plek voor een uitgebreide stop in het gehucht Bylong. Ondanks dat we genieten van het fietsen in deze prachtige omgeving gaat het niet heel gemakkelijk. Allebei hebben we last van onze rug tijdens het klimmen. Bij mij is dat niet zo heel gek omdat ik nou eenmaal een zwakke plek in mijn rug heb, maar dat ook Ellu last heeft, is gek te noemen. Blijkbaar moeten we de fiets nog beter afstellen. Maar de gedachte is ook dat een fiets helemaal op maat (zoals een Vittorio) het allerbeste is. Op Mien Masjien heeft Ellu nooit last van haar rug gehad. Op Lien Masjien, hoe mooi ze ook is, wel. Deze ruststop hebben we nodig om bij te komen en om onszelf klaar te stomen voor de laatste 55 kilometer met op kilometer 90 nog een behoorlijk pittige klim. Na een klein uur stappen we weer op. Blijven zitten, brengt ons geen stap verder en die klim die is er, hoe dan ook!

De eerste 25 kilometer zijn de opmaat naar de klim. Heel geleidelijk gaan we omhoog tot dat we de enorme bocht in de weg zien waar de weg steil omhoog gaat. De eerste 100 meter stijging gaan in minder dan een kilometer, steil dus, dan is er een middenstuk dat heel geleidelijk gaat maar natuurlijk MOETEN de laatste meters steil zijn. Het is zwaar. Zwaar omdat deze klim komt terwijl we al 90 kilometer hebben gefietst. Zwaar voor Ellu omdat ze buikkrampen heeft. Het water dat we bij Sandy Hollow hebben ingeslagen, smaakt vies en Ellu denkt dat ze daar de buikkrampen van heeft (of zou het van de hamburger met alles er op en er aan én de potato wedges met zure room zijn geweest?). En als het nou maar klaar zou zijn met klimmen na deze klim, maar helaas, dat is niet het geval. Met ergens in de laatste 10 kilometer nog een klim van 100 meter en enkele mindere goden ervoor en erna stijgen we ook nog eens onze eindbestemming, Rylstone in. De laatste heuveltjes zijn niet meer steil en niet meer lang maar ze voelen eindeloos. De moeheid slaat toe en de wens om er te zijn ook.

Rylstone, een oase

Op iets meer dan 115 kilometer staat de fiets stil bij het Globe Hotel in Rylstone. Het is de eerste accomodatiemogelijkheid en daar gaan we slapen. Ellu wil geen meter meer verder fietsen. Ongezien nemen we de kamer, we vergelijken niet meer, of gaan niet meer op zoek naar iets goedkopers. We zijn uit gefietst. Klaar voor vandaag. Douchen, eten en slapen. Dat zijn de dingen die we nog willen.

De kamer heeft in ieder geval een goed bed. Maar vooral de douche (die we voor onszelf hebben aangezien we de enige vrouwelijke gasten zijn) is ge-wel-dig! Ik moet mezelf dwingen om er onder uit te komen en wanneer Ellu aan het douchen is en ik in mijn blootje even languit op het bed lig, is er een moment dat ik bedenk dat het wellicht tijd is om te kijken of het wel goed gaat met mijn beep. Maar het moment dat ik het denk, gaat de deur open en komt ook Ellu helemaal euforisch over de douche de kamer binnen. Zo’n douche kan zo heerlijk zijn op zo’n moment. Genieten. Puur genieten.

Tussen douchen en eten zit ook nog een wandeling 50 meter naar links de straat in en 50 meter naar rechts, om te kijken of de supermarkt nog open is. Dat is voor het moment voldoende want de lijven zeggen dat ze willen eten. En dat ze een heel koud biertje willen. Heel verrassend is de bistro bij het hotel. Eigenlijk waren we er al vanuit gegaan dat we een pubmaaltijd zouden nuttigen maar de bistro ziet er erg gezellig uit. En het eten is er heerlijk. Sowieso hebben we het naar onze zin in Rylstone. De mensen zijn vriendelijk, de hoofdstraat gezellig en er hangt een goede sfeer in dit dorp van 600 mensen. We voelen ons hier erg welkom. En drinken zelfs twee biertjes!

De twee biertjes de vrouw zorgen er voor dat we met moeite onze ogen open kunnen houden tot 9 uur. Iets voor 9 gaat het licht uit en niet veel later liggen we op één oor. Het is een nacht die we herkennen van eerdere reizen. Een nacht na een zware dag waar het lijf ‘s nachts hard aan het werk is om te herstellen. Een nacht dat een paar minuten op één kant zeer gaat doen en het nodig is om een andere positie te kiezen. De wekker gaat per ongeluk om kwart over 6 maar veel zin hebben we nog niet om uit bed te gaan. Tot 8 uur blijven we liggen, onze lijven heerlijk koesterend in het comfortabele bed.

Het voelt als een rustdag want we hebben alle tijd van de wereld. Dunns Swamp is een zijtrip op 30 kilometer afstand van Rylstone. Het is de enige toegankelijke plek voor het Wollemi National Park en inmiddels een populaire plek. Waarschijnlijk ook omdat de Bylong Valley Way nog maar recentelijk helemaal is geasfalteerd. Dat mensen hier naar toe willen komen, is begrijpelijk. Het is er mooi en het zit vol met wilde dieren. Je kunt er wild kamperen met als enige faciliteiten picknicktafels (heel fijn) en wc’s met een gat in de grond. Je moet alles zelf meenemen. Voor ons betekent dat we veel water mee hebben en natuurlijk ook een fles wijn. Zo’n plek moet je vieren!

Kandos, zaterdag 19 februari 2011

Leuke zijtrip naar Dunn’s swamp

Van de 30 kilometer gaan de laatste 10 over een ongeasfalteerde weg. Het is niet heel zwaar maar we moeten nog wel werken voordat we aan ons feestje beginnen. En de dag van gisteren zit nog behoorlijk in de benen. Vooral op het ongeasfalteerde gedeelte moeten we nog aan de bak. Dan weer hobbelen we over een wasbord, of ben ik bezig om de diepe gaten te ontwijken, of gaat de weg heel venijnig steil omhoog. Op een glad stuk stijgen we meer dan 20%. Net op dit steile stuk komt er een 4WD aan, achter ons. En staat er een andere SUV boven aan de helling te wachten. Hoe bedoel je pech. We trappen en trappen en trappen. Ineens glijden we weg en staan we stil. Het wiel is scheef getrokken. Een geluk voor de auto’s die ons nu kunnen passeren. Aan de 4WD die ook omhoog gaat, zien we hoeveel moeite het zelfs een auto kost om deze helling op te komen. Wij duwen Lien Masjien verder omhoog naar waar het wat minder steil is. Daar halen we de tassen er af en zetten het wiel weer recht. De laatste kilometers gaan gelukkig niet meer omhoog maar dalen we af naar het kampeerterrein.

Het is rond half 1 en het is er nog heerlijk rustig. Op advies van iemand uit Rylstone zetten we onze tent neer op het stuk waar alleen tenten mogen staan, zonder de auto’s c.q. caravans ernaast. Het is een prachtig groot stuk grond met rotsen als achterwand en op 30 meter afstand een klein strandje waar we de rivier in kunnen. We vinden er zelfs een vrijwel egale plek met picknicktafel. De tent staat in een mum van tijd en met onze vieze fietskleren nog aan nemen we een duik in de rivier. De duik in het koele water is heerlijk. Het is geen douche maar we doen het er voor. Na deze opknapbeurt pakken we al onze kookspullen, koken water voor thee en smullen van plofpasta met verse wortel en courgette. Alles is lekker want we zitten zo lekker.

Het enige minpunt is wanneer we tot onze stomme verbazing zien dat er een stuk van het frame is afgebroken op het punt waar één of andere steun de clickbox (van de mooie dure Rohloff naaf) op zijn plaats houdt. De clickbox zit helemaal tegen het frame aangeduwd. En dat hoort niet. Ook dat een stuk van het frame afbreekt, hoort niet. Met wat tie wraps proberen we de steun te fixeren op de plek waar hij hoort. Meer kunnen we niet doen. Er is geen fietsenmaker in de buurt en trouwens hoe maak je een frame weer heel? Dit is wat we voor nu kunnen doen.

De middag verkennen we de omgeving, zien de eerste rotswalibi, een gekke eend-achtige met onderkin en mooie salamanders. Het is af en aan bewolkt, er valt zelfs wat regen, maar eigenlijk is het ideaal weer. Wanneer de zon achter de wolken vandaan komt, is het gelijk behoorlijk heet maar gelukkig is de rivier dichtbij. Na onze wandeling wanneer we weer bezweet zijn, schieten we snel het water in voor een verkoelende dip. En om onze zweetgeur en daarmee de vliegen kwijt te raken.

Bij zonsondergang gaan we op safari. We zoeken in alle hoeken en gaten en worden beloond met een aantal grazende hoppertjes. Stiekem hopen we op wombats maar die zijn helaas in de verste verte niet te bekennen.

Niet meer de leukste plek ter wereld

Tot ongeveer half 9 is het de leukste plek van de hele wereld maar daarna is het afgelopen met de pret. Althans voor ons. Voor een groep mensen die ook op hetzelfde terrein zijn komen staan, begint het net: ze schreeuwen naar elkaar van de ene tent naar de andere, wanneer ze om het kampvuur zitten, praten ze hard, heel hard en er worden scheten gelaten en geboerd. Ook allemaal hard! Alles gaat op een volume die je verwacht op een jongerencamping in Renesse niet op een natuurcamping in een nationaal park. We bedenken dat het nog vroeg is en dat we niet kunnen verwachten dat iedereen rustig is. Dat het ook logisch is dat je wat meer geluid produceert wanneer je met een groep van 8 bent.

Om half 11 besluit Ellu dat we genoeg rekening met ze gehouden hebben en dat het nu tijd is dat zij rekening houden met ons. Een kwartiertje baat het maar dan zijn ze weer terug op hun oude niveau, dat rap nog luider wordt naarmate de drank vordert. Om half 12 gaan ze de tent in om nog een half uur als kleuters scheten te laten en naar elkaar van tent tot tent te schreeuwen. Maar drank versuft en eindelijk, om 12 uur, is het stil. Ellu slaapt al, die slaapt altijd en overal en ik kan gelukkig nu in slaap vallen.

Rond half 1 word ik wakker van geritsel. Het is duidelijk dat er iets in de buurt van onze tent rond struint. Ik kijk de tent uit en ik zie een possum op mijn zadel op de fiets zitten. Een andere possum zit op de picknicktafel waar de fiets tegen aanleunt. Ze zijn hard bezig om het plasticzakje met ons afval dat aan Ellu’s stuur hangt, open te maken. Te slopen, kan je beter zeggen. Met de lungi omgewikkeld, stap ik naar buiten om ze weg te jagen. Bang zijn ze niet en zo in het donker – gelukkig geeft de volle maan wel wat verlichting – is het best spannend om richting de twee possums te lopen. Geen idee hoe brutaal ze inmiddels zijn geworden door de aanwezigheid van mensen. Gelukkig lopen ze met een boogje om me heen naar veiliger oorden, de boom. Het vuilzakje gaat mee de tent in, stoppen we in een andere plasticzak en nu maar hopen dat ze niet gaan proberen om door het tentdoek heen het vuil te bereiken. De tent blijft gelukkig heel.

Om half 3 wekt Ellu me omdat er een hoppertje langs de tent hopt. Ja, daar zijn we voor hier naar toe gekomen maar toch zou ik liever graag door hebben geslapen. Want daarna ben ik alert en hoor ik meer hoppertjes om de tent, zie ik er één langs hoppen en denk ik op een gegeven moment een wombat te horen. Dat is helaas niet verifieerbaar. Ook omdat, zodra we op onze matjes bewegen, het geluid dat we maken alles in de buurt van de tent weg jaagt. Om kwart voor 6 gaat de wekker omdat we vroeg op pad willen om zo de kans te vergroten wilde dieren te zien. We zijn zo moe dat we geen puf hebben om op te staan. Toch slepen we ons om kwart over 6 de tent uit. We willen zo e-norm graag wombats zien dat we er heel veel voor over hebben. Hoppertjes zien we wel maar het is duidelijk dat wombats hier niet in grote getalen over of in de buurt van het kampeerterrein rond banjeren.

Wanneer wij al bijna gepakt en bezakt zijn om te vertrekken, worden de buren wakker. Om bij hun auto te komen, moeten ze langs ons lopen. Gisteravond ging dat voortdurend met luid gepraat of rennen; nu doen ze hun best om Ellu (ik ben in de tent de slaapspullen aan het opruimen) vooral niet aan te kijken. Schuldgevoel? Schaamte? Ongemak? Ellu ziet dat ze uit de auto allerlei strandspullen halen. Je vraagt je toch af wat deze mensen in een nationaal park doen?

Keuze voor Kandos

Allebei zijn we moe maar gelukkig gaat het fietsen goed. Ook deze dag is het maar 30 kilometer, naar Kandos. We kunnen (willen) niet anders; de keuze is 30 kilometer of 125 kilometer en na zo’n nacht gaat ons dat in geen geval lukken. En als het al lukt dan weten we dat we daar een prijs voor zullen betalen. Dan zullen lijven gaan tegen sputteren en op de rem gaan staan. Kandos wordt het.

Het is een klein plaatsje met één hoofdstraat met een pub, alle winkels, het postkantoor, de bibliotheek en de supermarkt om boodschappen te doen. Heel overzichtelijk allemaal. We zijn nog net op tijd om snel een e-mail te versturen naar Santos, de maker van de fiets. Dan gaat de bieb dicht. 30 meter verder drinken we een bak koffie. Daarna steken we over naar de supermarkt en slaan we allerlei lekkere dingen in om te cocoonen. De hele dag komen we de motelkamer niet uit. Het enige dat we buiten doen, is kijken of we iets kunnen doen aan de fiets. We proberen nog wat met grotere tie wraps maar het mag niet baten. Morgen in Bathurst hopen we op bericht van Santos. Hopen we dat ze in ieder geval gaan zeggen dat het geen kwaad kan om door te fietsen.

Bathurst, maandag 21 februari 2011

Meten is weten

Een gps & bijbehorende software waarmee je het hoogteprofiel van tevoren kan zien, heeft zo zijn voor- en nadelen. Een groot voordeel is dat we de zwaarte van de dag goed in kunnen schatten. Een groot nadeel is dat we de zwaarte van de dag goed in kunnen schatten. Zo weten we dat het ongeveer 92 kilometer is en dat we zo’n 1500 meter moeten stijgen, waarvan een stuk van 4,5 kilometer heul steil is. Dat kunnen we dan vergelijken met de eveneens pittige dag naar Rylstone. Dat was een dag van 115 kilometer en daar hebben we zo’n 1400 meter gestegen. Daarmee was Rylstone – na Hotham Heights met een stijging van zo’n 1600 meter in 50 kilometer – nummer twee als het om klimmen gaat. Althans tot nu.

Proberen om “meer stijgen in minder kilometers” niet tussen je oren te laten komen, is best een uitdaging. Is “niet-weten” dan beter of juist niet? Wat spreekt voor het hebben van kennis is dat we verstandiger er mee om kunnen gaan: vroeg opstaan om de hitte te vermijden, meer dan voldoende water mee, je krachten verdelen door goed te rusten. Wanneer je het niet weet, dan fiets je in een volledige staat van onwetenheid. Zo hebben we onze eerste fietsreis in Nieuw-Zeeland en Australië gefietst. En dat kan ook heel prettig zijn. Mazzel hebben we zeker gehad want onze halfords-fietstassen vielen precies tegen het einde van de reis uit elkaar, van de tweedehandsfietsen die we in NZ hebben gekocht, hield mijn fiets er 200 kilometer voor de eindbestemming mee op, bij een klapband waren we dicht in de buurt van een dorp waar mensen zo vriendelijk waren om ons te helpen anders hadden we moeten wachten op de bus die maar 1 keer per dag ging (en net was geweest). Ook fietsten we zonder odometer. We hadden af en toe daadwerkelijk geen idee wat ons te wachten stond in alle opzichten.

Zelf ben ik blij met “weten” zonder dat alles tot in de puntjes geregeld is. Heel prettig is dat we nu een beeld hebben van een land, een route, een dagprofiel. We weten waar we mee te maken krijgen. Maar niets staat vast zoals nu maar weer blijkt in Australië. Het weer is totaal anders dan gewoon is voor de tijd van het jaar. Op dat moment kan je nog zoveel weten; die kennis is totaal niet waardevol meer. Dus weten of niet-weten? Ach, het is maar hoe je er uiteindelijk mee omgaat. Dat is volgens mij de crux. En dat gaat de ene dag beter dan de andere dag.

Een betere dag dan gisteren

Deze dag is zo’n betere dag. In de vroegte en koelte van de ochtend fietsen we Kandos uit. Het is een genot om op de fiets te zitten. Er is niemand, helemaal niemand op de weg. De eerste 10 kilometer voelt het alsof we alleen op de wereld zijn, samen met de kangoeroes die in het veld links van ons zitten, of die ons zien en geschrokken besluiten om de weg over te hoppen. Volledig ontspannen, zitten we op de fiets. Er is geen verkeer waar we op hoeven te letten en we kunnen alles om ons heen in ons opnemen. Het is nog koel dus de vliegen laten ons ook nog met rust. De zon is al op maar brandt nog niet op onze lijven. Het eerste uur na zonsopgang op rustige wegen is het mooiste fietsuur van de dag.

Maar ook daarna blijft het heerlijk fietsen. Het geluk is met ons want de zon zet niet door en het blijft lang bewolkt. Het klimmen wordt ons zo stukken gemakkelijker gemaakt. Ook het verkeer valt enorm mee. Hoewel we wel – terwijl er verder geen ander verkeer te bekennen is – vanuit het niets door een achter opkomende automobilist een verwensing naar ons hoofd geslingerd krijgen. De automobilist houdt van zijn stukjes teer en wil dat blijkbaar met niemand delen.

Terwijl we onze benen rond laten gaan en om ons heen kijken, genieten we van het landschap. Omdat we tot bijna 1000 meter hoogte gaan en de rest van de omgeving lager ligt, kunnen we eindeloos ver kijken. De mix van helder witte wolken met donkere dreigende wolken en af en toe wat blauwe lucht zorgt in combinatie met de heuvelachtige omgeving voor dramatische vergezichten. Wat is het hier toch mooi!

Na gestaag klimmen, een beetje afdalen waar we vol op snelheid naar beneden kunnen gaan om daarna weer wat meters te stijgen, komt de eerste langere afdaling. Het is een steile want in korte tijd dalen we over een zeer bochtige weg ongeveer 175 meter af naar het gehucht Sofala. Om in het durrep te komen, moeten we 100 meter van de weg af. Honderd meter die ons ook 100 JAAR terug in de tijd lijkt te brengen. In Sofala staan nog allerlei huizen uit tijden van weleer. Het is een historisch dorp met zo op het oog ook historische bewoners die op hun veranda om half 11 ‘s ochtends reeds een biertje nuttigen, of met een baard, ook van 100 jaar, op een stoeltje voor hun huis voor zich uit zitten te staren. Het contrast kan haast niet groter zijn wanneer we naar het oude postkantoor annex café annex winkeltje gaan om koffie te drinken: twee elegante homoheren serveren er lattes & cappuccino’s met zelfgebakken taartjes, die op zondag een aantal mensen uit de omgeving ontvangen voor de plaatselijke boekenclub.

Om Sofala uit te komen (en wie wil dat niet?), moet je ook weer omhoog. Daar begint onze grote klim van die dag waarin we ongeveer 300 meter stijgen in 4 kilometer. Daar komt ook het zonnetje achter de wolken vandaan, die vrolijk op ons schijnt gedurende vrijwel de hele klim. Het is een hele klus, vooral omdat de stijging niet evenredig is verdeeld: hele steile stukken van zo’n 14% worden afgewisseld met minder steile stukken. Toch valt al met al de klim heel erg mee. En wanneer we het hoogste punt bereiken, weer op bijna 1000 meter, is het uitzicht nog mooier dan die eerder op de dag. We kunnen nog verder zien; het hele landschap ligt voor ons open. De afdaling is het toefje slagroom op de taart.

Down and out in Bathurst

De laatste kilometers naar Bathurst gaan we nog heel wat op en neer maar we zitten lekker in ons vel. Af en toe protesteren de lijven wel bij weer een steile heuvel maar zwaarder op het einde is de geleidelijke afdaling over een zeer slechte weg. Het gehobbel en geschud voelt niet prettig aan. Maar gelukkig is daar de stad en een grote supermarkt. Voordat we verder rijden, trakteren we ons zelf eerst op een koude cola light en rocky road honeycomb. Een gepaste afsluiting van een zware goeie, mooie fietsdag.

Het motel is prima want opvallend schoon; Bathurst is wat saai omdat het zondag is. We hoeven ook niet heel veel meer. We lopen nog wat rond op zoek naar een tentje met fish and chips. Omdat we die niet snel genoeg en op loopafstand kunnen vinden, proppen we voor het eerst sinds lange tijd maar weer eens wat Mc Donalds er in. De burger en de french fries zijn niet lekker maar ach, het kan ons niet zoveel schelen. Het geneest ons in ieder geval weer voor een lange lange tijd. We trekken ons terug op de kamer, checken de e-mail voor bericht van Santos, bloggen en e-mailen verder nog wat en gaan dan slapen. Er wacht ons een lange dag naar Canowindra.

Die lange dag komt er echter niet. De wekker gaat maar mijn buik voelt niet lekker. Ik heb ook heel veel zin om in bed te blijven liggen. Ook een uur later is die zin er nog steeds. Pas om kwart over 8 kom ik uit bed. Helemaal fit voel ik me niet maar ziek ben ik ook zeker niet. We besluiten om niet 104 kilometer te gaan fietsen maar om een dagje in Bathurst te blijven. Om in Melbourne terug te komen, hebben we immers toch tijd zat. Zo ver is het allemaal niet weten we inmiddels. Het is een goed besluit want ook Ellu krijgt vanwege ongesteldheid last van haar buik. Een beetje in de lappenmand maken we er een gemoedelijk dagje van. Bij de Go-Lo (een soort Aussie Action) kopen we een paar goedkope (letterlijk en figuurlijk) dvd’s om af te spelen op mijn laptopje, we vinden een winkel met echte Nederlandse muntendrop en met wat gezonde lekkere dingen voor het avondeten maken we er weer een cocoondag van. Heerlijk, blijkbaar hebben we er even behoefte aan.

Forbes, woensdag 23 februari 2011

De volgende dag staan we op met meer zin en puf om de dag naar Canowindra (spreek uit: Ko-noundra) aan te gaan. Mijn buik voel ik nog steeds maar de wens om in bed te willen blijven liggen, is er niet.

Het scheeftrekken kan beginnen

Het is 104 kilometer die voelen als 40. Ondanks dat we bij elkaar toch nog meer dan 1200 meter stijgen, gaan we meer naar beneden dan dat we naar boven gaan. Op een bepaald punt bediscussiëren we zelfs of we door zullen fietsen naar Forbes, nog eens 71 kilometer erbij. Maar we hebben echt geen haast; het doel van de dag blijft Canowindra. Alsof de duivel er mee speelt, is doorfietsen opeens geen echte optie meer. Op een steil stukje heuvel horen we een sleepgeluid uit ons achterwiel. En ja hoor, het wiel is weer scheef getrokken. We weten het niet met zekerheid maar er lijkt een rechtstreeks verband te zitten tussen het probleem met de verschoven clickbox en het scheeftrekken van het wiel.

We zetten Lien Masjien aan de kant, halen uiteindelijk maar weer alle fietstassen er af, zetten de fiets op de kop, maken het achterwiel los, zetten het recht en vervolgens in omgekeerde volgorde tot dat we met de bepakte fiets weer weg willen rijden. Met nauwelijks kracht op de trappers proberen we te gaan fietsen maar meteen trekt het wiel weer scheef. Om te zorgen dat we bijna helemaal geen kracht hoeven te zetten, duwen we Lien de laatste tientallen meters de heuvel omhoog en daar begint de hele riedel weer van vooraf aan. Ook probeer ik met alle macht en kracht de snelspanner nog strakker aan te spannen en dicht te duwen. Dat moet ook helpen voorkomen dat het wiel steeds scheef trekt. En ja hoor, het duurde even maar we zitten gelukkig weer op de fiets.

Het volgende oponthoud dient zich zo’n 10 kilometer voor Canowindra aan. De weg wordt opnieuw geteerd. Een rij met auto’s staat te wachten op het teken dat ze weer mogen gaan rijden. Wij weten inmiddels dat een pas geteerde weg betekent banden vol met teer vermengd met kleine steentjes dus – heel verstandig – lopen wij het kleine stukje met Lien aan de hand door de zanderige berm. Even later kunnen we ook deze gedwongen stop achter ons laten en zijn we voordat we het weten in Canowindra.

Daar zetten we ons tentje op bij het kleine knusse caravan park. Er is haast niemand en we kunnen zelf een plekje kiezen. We hebben mazzel: de beheerder en zijn vrouw beheren het park pas sinds een korte tijd. Ze hebben het al enorm opgeknapt maar tot voor kort was de camping niet meer dan een hangplek voor jongeren, die hun rotzooi uitgebreid lieten slingeren. Nu is het een aangename camping met alle faciliteiten, en we betalen er maar 15 dollar voor.

Gezelligheid maken we zelf

Canowindra hebben we binnen een half uurtje gezien. Het is een historisch stadje met leuke gebouwen maar heel veel is gesloten, of ziet er uit als een afbraakpand. In dit soort kleine dorpen zijn de dingen vaak alleen geopend vanaf donderdag t/m weekend. Zeker nu de zomer voorbij is, zien we dat winkels hun openingstijden aanpassen. Dat is jammer voor ons omdat zo’n dorp dan enorm doods overkomt. Wanneer we ‘s avonds voor een biertje terugkomen, is er helemaal niemand meer op straat. De pub die als enige zijn deuren open heeft, is leeg. Dat nodigt niet uit. We lopen terug naar de camping om ons te installeren in de open bbq-ruimte. We maken onze eigen gezelligheid wel. Met een praatje met de beheerder die voor ons van een organische boerderij waar hij werkt een enorme watermeloen mee heeft genomen. Een watermeloen waar we 2 dagen lang van genieten.

West Wyalong, donderdag 24 februari 2011

Op weg naar de Outback

In de ochtend moeten we onze fleecejassen aan. Het is best fris. In ieder geval te fris om alleen in ons shirtje op de fiets te zitten. De heerlijke koelte voelen we de hele weg, tot aan Forbes. Ondertussen schijnt het zonnetje vanuit een helderblauwe hemel. Wat een heerlijkheid. De voorspelling is dat het weer warmer/heter gaat worden richting het weekend. Wanneer deze warmte gepaard gaat met wind uit het zuiden is het op de fiets heel erg goed te doen. Lekker zelfs.

De piekjes in het profiel van deze dag stellen helemaal niets voor. De heuvels worden minder en minder. Een fietsdag van 71 kilometer is sowieso niet heel lang maar bijna 71 kilometer freewheelen gaan heel snel. We zijn snel in Forbes. Daar doen we wat we elke dag doen: na het douchen bekijken we het plaatsje, doen we boodschappen en eindigen we onze dag lezend/computerend op de motelkamer (of bij de tent). Op de motelkamer hebben we ook contact met Santos. Er is mogelijk een tijdelijke oplossing. Alleen moet het onderdeel dan wel naar Australië gestuurd worden. Dat moet te regelen zijn. Wellicht dat we er dan voor de laatste 2 fietsweken nog wat aan hebben. We zijn in ieder geval blij te horen dat we in Nederland een nieuw frame zullen krijgen. Gelukkig maar.

Het is heel duidelijk dat we de outback raken. De rit naar West Wyalong is een rit zonder stopmogelijkheid tussendoor. Er zijn maar een paar zijwegen en sommige informatieborden langs de kant van de weg geven aan hoe weinig mensen er in dit gebied per vierkante kilometer wonen (namelijk 1). Voor vandaag zullen we 105 kilometer lang zelfvoorzienend moeten zijn. Geen probleem want van alles hebben we genoeg mee. De eerste 70 kilometer vliegen voorbij. We koersen voortdurend met een snelheid tussen de 22 en 25 kilometer per uur. Eén of twee keer stoppen we in de berm wanneer twee grote vrachtwagens elkaar moeten passeren maar over het algemeen kunnen we goed doorfietsen door een vlak landschap van droog struikgewas. Dat hier ook overstromingen zijn geweest, is goed te zien: de weg is behoorlijk stuk, er staat water in kreken die eerst volledig droog waren en op plekken zijn zelfs de uiterwaarden nog gevuld.

Geen heuvel te zien

Heuvels ontbreken, of zijn in de verte te zien. Ook wel weer eens fijn om zo te fietsen. Het betekent ook dat onze billen weer anders op het zadel zitten dus hoe lekker we ook fietsen; allebei krijgen we na verloop van tijd een enorme houten kont. En – hoewel ik het stuur versteld heb – houdt Ellu last van haar rug. Het blijft moeilijk om op Lien de juiste houding te vinden. Stuur verstellen voor Ellu betekent dat ik met mijn bilnaad tegen de harde bouten op het stuur aan schuur. Het is zoeken naar wat goed voor allebei is. Voorlopig gaat Ellu haar rug voor want de komende dagen gaan we lange dagen maken waarbij we langdurig in dezelfde positie zullen zitten. Daar kan geen rugpijn bij komen kijken.

15 kilometer voor West Wyalong voel ik de fiets zwabberen. De band loopt langzaam leeg en nu is het punt bereikt dat de band te zacht wordt om lekker door te fietsen. Gelukkig vinden we een schaduwrijke plek op iemands oprit, een beetje van de weg af, om de band te vervangen. Wanneer alles weer klaar is, is de puf er wel uit. Rustig fietsen we de laatste kilometers weg.

In West Wyalong is een groot aantal motels en dat drukt duidelijk de prijs. Voor het eerst in Australië vinden we een motelkamer voor 60 dollar per nacht. Daar doen we het voor. Ook Ellu geeft aan dat ze voor 60 dollar graag kiest voor een motel in plaats van voor het tentje. De kamer is niets bijzonders. Precies de 60 dollar waard zoals ook al die andere niet bijzondere motelkamers waar we 100 dollar of meer voor hebben betaald. Ja, het is heel zeker een kwestie van vraag en aanbod.

West Wyalong is een alleraardigst plaatsje met een gezellige hoofdstraat. Net zoals in andere plaatsen in Australië wordt de hoofdstraat gekenmerkt door panden met mooie oude gevels zoals je ze ook ziet in oude Westerns. Maar dat er zulke panden staan, maakt het niet altijd gezellig. Forbes bijvoorbeeld is ronduit ongezellig te noemen. De gezellige uitstraling van West Wyalong zit ‘m in onze ogen in een niet te brede hoofdstraat die ook niet alleen maar kaarsrecht is. Ook lijkt het erop dat er weinig panden leeg staan.

Rankin Springs, vrijdag 25 februari 2011

Verveeld, ja dat kan ook gebeuren.

Ondanks dat West Wyalong een goede uitstraling heeft en we er in een café annex kookwinkel goede koffies én milkshakes drinken, en lekkere broodjes verorberen, is de rest van de dag een beetje suf. Er is verder niet veel te doen maar meestal vermaken we ons wel. Nu lukt het ons niet zo. De dvd’s die we voor 2 dollar per stuk hebben gekocht, zijn niet om aan te zien (FYI: Deranged en Beyond Therapy) en tv kijken, doen we hier eigenlijk niet. Er komt op de kanalen die we kunnen krijgen in de motels niet veel naar onze smaak. Als er een leuke serie is dan sla we die over omdat we gek worden van de enorme hoeveelheid (schreeuwerige) reclames. Het enige dat we kijken is het nieuws en zelfs dat wordt regelmatig onderbroken door reclames.

Vooral ik voel me hangerig. Ik probeer nog wat met de meegenomen video’s over webdesign (voor het eerst) maar mijn aandacht is er niet bij. Zou het toch de warmte zijn, op dat kleine stukje vol in de zon van het café naar de supermarkt? Het zou goed kunnen, want ik merkte het meteen. Op een moment als dit zou ik het liefste thuis willen zijn. Dan hoef ik niet zo nodig ergens in Australië te fietsen. Ellu zegt dat we wellicht het op deze manier reizen op de fiets aan het ontgroeien zijn, maar al pratend, komen we tot de (niet opzienbarende) conclusie dat dit soort momenten erbij horen. Dat het morgen ineens ook weer anders kan zijn. Ook ‘s nachts heb ik het de eerste uren zwaar. Ik slaap maar mijn dromen zijn heftig. Wanneer ik tussendoor even wakker word, heb ik het gevoel alsof ik de eerste uren niet geslapen maar geworsteld heb. Gelukkig slaap ik de rest van nacht wel goed.

Devonshire Tea to the rescue

Dat het de volgende dag anders is, merken we meteen. De eerste 60 kilometer inclusief een lekke band gaan ons behoorlijk zwaar af. Aangekomen in Weethalle, een gehucht met een road house, een “motel”, veel leegstand maar ook een schattig oud stationnetje met Devonshire Tea denken we er zelfs over daar te stoppen en de geplande monsterdag van 155 kilometer te laten zijn voor wat ie is. Maar de Dev. Tea met koffie in plaats van thee doet wonderen. We voelen ons veel beter na deze stop. Toch besluiten we om niet naar Goolgowi door te fietsen maar “gewoon” onze tent op te slaan in Rankin Springs, dat zo’n 95 kilometer fietsen is. Het zit er vandaag duidelijk niet in.

Dat het fietsen ons zwaar af gaat, weerhoudt ons niet om van de omgeving te genieten. Na West Wyalong wanen we ons nóg meer in de outback. Er is nog minder verkeer op de weg én …. de aarde kleurt rood. Ook zien we maar een aantal boerderijen in de buurt van de weg. De meeste brievenbussen staan aan het begin van een gravelweg die tot in de oneindigheid door lijkt te gaan. Graan- en graasvelden, struiken en eucalytupsbomen is terwijl we licht, heel licht op en neer gaan, waar we de hele fietsdag door omgeven zijn. In de bomen en rondom ons heen vliegen en zingen ladingen vogels hun lied. De galahs voeren de boventoon.

Zo groen als gras

In Rankin Springs zetten we onze tent op, op het meest groene en rechte grasveldje in Australië. Er is maar één andere medekampeerder, die graag met ons in gesprek lijkt te willen gaan maar die we vriendelijk edoch beleefd enigszins afhouden want voordat we het weten hebben we een alleen reizende-man-op-leeftijd om ons heen hangen. En daar hebben we niet zoveel zin in.

Het dorp stelt weer niet zoveel voor maar in de outback is dit wat we er van verwachten. We zijn eigenlijk nog verbaasd dat er een motel is. Er is zelfs een general store. Het bejaarde stel dat het beheert/bezit heeft niet veel te verkopen maar genoeg om geen honger te hoeven lijden. Ook is er een pub die pubmaaltijden verzorgt (en biertjes schenkt). Dat we niet aan onze trekken komen, hoeven we echt niet bang voor te zijn.

Het besluit om in Rankin Springs te blijven, is een goeie, zo blijkt. De tent staat nog maar net en het zonnetje komt achter de wolken vandaan. Net zoals gisteren is het ineens heet. Wat zijn we blij dat we niets meer hoeven vandaag en dat we niet óp de fiets naar het dorp 55 kilometer verderop aan het fietsen zijn. In de schaduw op onze stoeltjes is de beste plek om te zijn. Rond etenstijd begeven we ons naar de pub. Het biertje smaakt lekker. Het tweede biertje nog beter.

Hay, maandag 28 februari 2011

Met het heerlijke zachte hoogpolig groene grastapijtje als ondergrond slaap ik voor het eerst goed in de tent. Hoewel we een korte dag naar Goolgowi hebben, zijn we toch vroeg wakker. Niet vanuit onszelf maar omdat ik het alarm op mijn nieuwe voor mijn verjaardag gekregen horloge niet heb uitgezet. Omdat er geen haast bij is, blijven we toch nog even – warm en knus – onder de slaapzak liggen. Langzaam worden we wakker onder begeleiding van uiteenlopend gezang en gefluit van de vele vogels om ons heen.

De 55 kilometer naar Goolgowi doen we op ons gemak. Er is al nauwelijks verkeer op de weg maar na de afslag naar Griffith, een grotere plaats in deze omgeving is het helemaal rustig. Ook de aarde lijkt hier meer aarderood. Zo rood dat het bijna zeer doet aan je ogen. In het licht glooiende landschap staat in de verte nog zo af en toe een heuvel maar op bepaalde punten kunnen we al eindeloos ver de weidsheid in kijken. We genieten volop, ook al is het maar voor kort want om 11 uur rijden we Goolgowi al in.

Goede zaken in de Outback

Daar checken we in in een nieuw motel, in een aangename kamer met alles wat we nodig hebben. We zijn zeer tevreden en dat komt mede doordat de eigenaresse een enthousiaste leuke vrouw is, die kennis heeft van zaken doen. Wanneer je een kamer huurt, krijg je namelijk een cakeje en een biertje of wijntje er bij. Dit kleine gebaar maakt een groot verschil. Op een dienblad brengt haar zoon ons de koude biertjes. De ijskoude flesjes zien er aantrekkelijk uit. Ik krijg enorme zin om het flesje aan mijn mond te zetten maar ja, het is pas 11 uur. Wanneer ik mijn gedachte uit aan de eigenaresse zegt ze: “we zijn in de outback, alles kan hier. Er is hier niemand die zegt dat jij geen biertje mag drinken om 11 uur”. Eenmaal in de kamer gaan ze toch de ijskast in. Heel calvinistisch.

Bij de general store die ook als afhaalrestaurant én postkantoor dient, slaan we nog snel voor sluitingstijd een aantal noodzakelijke dingen in (cornflakes voor het ontbijt, melk en chips). De rest van de middag vertoeven we in onze kamer met airconditioning. Het zijn de hete uren van de dag. Onaangenaam om iets te doen. Goolgowi bekijken we later op de dag wel wanneer het wat afgekoeld is. En laten we wel zijn: het is een dorp met een paar straten en 200 inwoners. Daar loop je binnen een half uur gemakkelijk door heen.

Rond 6 uur verkennen we Goolgowi. Vergeleken bij Rankin Springs ziet het er netjes en goed onderhouden uit. Klein blijft het en we vragen ons af wat mensen hier naar toe brengt of hier houdt. Een antwoord op die vraag krijgen we even later, in de pub waar we ons avondeten gaan nuttigen. Aan de bar zit de vrouw die het motel schoonmaakt. Zij herkent ons; wij herkennen haar en we raken aan de praat. Wat haar en haar man naar Goolgowi heeft gebracht, is beter betaald werk op een boerderij. Oorspronkelijk komen ze uit Nieuw-Zeeland maar hetzelfde werk betaald daar slechter. Ze zijn nu 2 jaar in Goolgowi en buiten Goolgowi en de “grote” stad in de buurt hebben ze verder nog niets van Australië gezien. Werken en geld verdienen, daar lijkt hun leven uit te bestaan. Of ze een andere keuze hebben, of willen, weten we niet. Zo op het oog ziet het er in ieder geval naar uit dat ze het prima naar hun zin hebben in Goolgowi. Ja, en waarom ook niet.

Bijzondere rit naar Hay

Om kwart voor 6 gaat ons alarm af. Om kwart over 6 zijn we klaar voor vertrek maar het is nog steeds donker buiten. Om half 7 wordt het iets lichter en uiteindelijk kunnen we rond kwart voor 7 op de fiets stappen. De zon gaat meer dan een uur later op en ‘s avonds is het een dik uur eerder donker dan bij aanvang van onze fietsreis. Het is duidelijk dat de zomer ten einde loopt en dat de dagen – snel – korter worden. Het is ook duidelijk dat vroeg op staan voor ons steeds minder zinvol wordt. Nu maar hopen dat met het korter worden van de dagen de temperatuur ook steeds een beetje meer daalt. De laatste dagen hebben we weer temperaturen van tussen de 30 en 35 graden. Wel steeds met het geluk dat het in de ochtend behoorlijk bewolkt is. En ook nog niet zo warm. Het weer zit ons eigenlijk heel erg mee met uitzondering van die extreem hete week voordat we in Sydney kwamen en de regen in het begin.

De rit naar Hay is een bijzondere. Volgens lokale bron is de vlakte rondom Hay – op de Saharawoestijn na – de grootste vlakke vlakte ter wereld. Het is te merken. Om ons heen zijn geen heuvels te bekennen. Er is alleen grasland met een verdwaalde boom, of een groepje bomen dat schaduw biedt aan de enkele boerderij waar we langs komen. Tot in de oneindigheid gaat het door. Tot onze verrassing zien we ook nog twee eenzaam hoppende rode kangoeroes, emu’s en wilde zwijnen. Omdat bomen ontbreken, moeten we het doen zonder het gezang van vogels zoals de lyre bird, de galah, de magpie of de lorrikeet maar een jagende adelaar die een tijdje vlak boven ons, met ons mee lijkt te vliegen, is ook een erg machtig gezicht.

Omdat het zo vlak is, kunnen we lekker doorfietsen. In een recordtijd zijn we in Hay. Mede een recordtijd door de vliegen die ons tijdens onze stops in grote getalen gezelschap houden. Rusten kunnen we niet want stil staan, maakt ons tot één grote vliegenvanger. Gelukkig is het bewolkt, hebben we geen zonnebrand op; anders zouden we er ook nog bij plakken. Concreet houdt het in dat we stoppen bij een paal, de fiets er tegen aan parkeren, de colafles uit de houder en wat te eten uit de tas pakken en dan voortdurend heen en weer lopen, wuivend met onze handen langs onze hoofden om zoveel mogelijk vliegen van ons weg te houden. Het moment dat we weer op de fiets stappen, een moment dat we ongeveer 10 seconden niet bewegen of wapperen, verzamelen zich een lading vliegen op onze ruggen en – heel kriebelig – een andere lading op onze armen. Dan heb ik het nog niet over de vliegen die over de hele fiets verspreid, op het frame of op onze tassen, mee willen liften zodat ze bij de volgende stop ons weer kunnen gaan lastig vallen.

5 ½ uur later komen we aan in Hay. Pure fietstijd rond de 4 uur en 45 minuten; rusttijd 45 minuten. Dat is niet veel voor een afstand van 110 kilometer. Het geeft ons een gevoel van onoverwinnelijkheid, een gevoel dat we alles aan kunnen door de adrenaline die door onze lijven gaat. Met dat heerlijke gevoel checken we in in een motel in Hay. Morgen is er een rustdag maar door de snelle tocht van vanochtend hebben we er ineens een middag extra bij gekregen. Luxe.

Op onze vrije dag in Hay is onze enige buitenactiviteit een wandeling naar het schapenscheerdersmuseum, Shear Outback, iets buiten het dorp. Daar wordt speciaal voor ons iemand opgetrommeld om een scheerdemonstratie te geven. De echte schapenscheerder heeft een hernia en wordt geopereerd. Gelukkig weet Ian, een man van in de 60, ook van wanten. In zijn ute (utility van: een Australische pick-up truck) rijden we mee om wat schapen naar binnen te drijven. Het is maar een klein stukje; toch is het leuk om te zien hoe de hond onder Ian’s aanvoering aan de slag gaat om de schapen richting hun hok te leiden. Ook de demonstratie is interessant. Vooral om te zien dat schapen scheren zeer zwaar werk is. Ook de uitleg van Ian later, spreekt ons aan. Hij geeft aan dat schapen scheren niet alleen lichamelijk maar ook mentaal veel vraagt. Pijn hebben na 2 uur om vervolgens nog 6 uur door te moetengaan, is iets waar niet iedereen mee om kan gaan.

Het is al weer heet wanneer we het museum uitkomen. Tijd om de koelte van onze motelkamer op te zoeken.