Kiet Ngong, woensdag 16 december 2009

De extra dag in Stung Treng valt een beetje in het water. Mijn pas aangeschafte laptop wordt helemaal gek na het installeren van een anti4us-programma. Het programma herkent maar liefst 3 virussen. Nu snap ik waarom mijn computer zo idioot deed. En wij maar denken dat het wellicht door het schudden en trillen op de fiets kwam.

Na onderzoek op Internet op de computer van het hotel krijg ik gemende berichten terug: de virussen zijn dan weer wel en dan weer niet een grote bedreiging. De grote vraag is natuurlijk of ze er al op zaten bij de aanschaf. En zoja, met welk doel? Want als ik het meest dreigende bericht moet geloven, zou 1 van de virussen alle persoonlijke gegevens van je computer kunnen stelen. Wanneer er ook nog eens om de 20 seconden een scherm verschijnt met de tekst “deze computer wordt aangevallen” weet ik dat het goed mis is. Gelukkig heb ik nog wel rondbrief 3 kunnen versturen maar het lijkt erop dat ik er verder niets meer mee kan (wees niet bang: de virussen vallen alleen zogenaamde exe-bestanden aan. Een Word-document heeft de extensie “doc”).

Verwoed doe ik nog een poging om te redden wat er te redden valt maar er valt niet tegen de virussen op te vechten. Wat er moet gebeuren, is dat de harde schijf geformatteerd moet worden en dat alles er op nieuw opgezet moet worden. Dat ga ik proberen te (laten) doen in de eerst komende grote stad in Laos. Dat is Paksé. Voorlopig zijn we daar nog niet. De komende tijd wordt het weer ouderwets handwerk.

Op maandag 14 december rijden we richting de grens met Laos. Ook nu is er weer nauwelijks verkeer op de weg en zijn er steeds minder dorpjes. De helloos & goodbyes zijn er nog wel maar lang niet meer zo vaak want minder dorpjes betekent vanzelfsprekend ook dat we minder mensen zien. Opeens is er veel rust om ons heen, en de natuur. We genieten van deze onverwachte luxe. We zijn helemaal in ons element. Onze ruststops zijn nu weer gekoppeld aan de beschikbaarheid van een kilometerpaal om Lien Masjien tegen aan te zetten. Die zijn er echter genoeg, namelijk elke kilometer! Zo leeg en stil als we kennen van Noord- en Zuid-Amerika is het bij lange na niet maar vergeleken bij een paar dagen terug voelt het alsof we alleen op de wereld zijn. Mensen op brommertjes, onder andere de eierboer en de bakker en een enkele (vracht)auto halen ons zo af en toe in.

De grensovergang verloopt soepel en zonder problemen. Wel betalen we elk één dollar voor de toegangsstempel voor Laos. Ookal hebben we al een visum; we komen (en geen enkele andere toerist) daar niet onderuit. Het is een lucratieve illegale bijverdienste van de douanebeambten ter plekke, en Laos is echt niet het enige land waar er extra dollars uit je zak worden geklopt door douanebeambten. We kunnen er niets tegen doen en dat weten ze. Ze hebben de macht in handen.

Ook na het passeren van de grens is de weg aan Laotiaanse kant geasfalteerd. Daar zijn we erg blij mee want nog maar een paar jaar geleden verdwaalden fietsers soms omdat de grens aan Laotiaanse kant niet te vinden was. Die lag destijds ook nog zo’n 10 kilometer van de grens met Cambodja vandaan. Nu is dat 50 meter. Over zanderige slingerpaadjes zochten mensen dan hun weg. Hoe avontuurlijk dat ook klinkt, dat we niet naar de grens hoeven te zoeken en dat we onze weg kunnen vervolgen over asfalt vinden wij mooi meegenomen. Zo kunnen we in een aardig tempo doorfietsen. En doen we zelfs nog een zijtripje naar de plek waar de Mekong een aantal meters lager valt voordat ie Cambodja instroomt. Gelukkig kunnen we de entree met dollars betalen want kippen, de munteenheid van Laos, hebben we nog niet.

Met een pontje, bestaande uit 2 houten kayaks onder een vlonder worden we de Mekong overgebracht naar onze eindbestemming, Don Khong. We zijn in het gebied dat bekend staat als de 4000-eilanden (Si Phan Don). Eilanden waarvan het merendeel onbewoonbaar is omdat ze tijdens het regenseizoen onder het water verdwijnen en zich pas weer laten zien wanneer het water in de droge tijd zakt. Don Khong is het grootste eiland van deze eilandengroep van 18 kilometer lang en 8 kilometer breed op het breedste punt. Het grootste eiland is dus klein.

Het eiland is een prima eiland om ons in te lezen over Laos. Laos is nu namelijk nog een groot zwart gat. In die eerste tientallen kilometers is ons wel al opgevallen dat er eetstalletjes en bezinepompen zijn met ijskasten (en soms cola light). Wennen is het aan de mensen: er wordt nauwelijks gekeken en nauwelijks gegroet. Na Cambodja is dat een enorme overgang ondanks de twee rustige dagen richting de grens. We weten nog niet zo wat we er van moeten maken, wat het betekent. Is het schuwheid, animositeit, verlegenheid? We weten het nog niet en wachten maar af hoe de eerste contacten zullen zijn.

Op Don Khong is een mooi nieuw hotel op een goede lokatie met balkon en uitzicht op de Mekong. Dat lijkt ons wel een aangename plek om 2 nachten te verblijven. Ellu loopt naar de receptie en kijkt recht een computerscherm in met harde porno in actie. De jongen achter de balie reageert niet op Ellu d’r binnenkomst en blijft gewoon kijken. Langzaam staat hij op en al kijkend naar het scherm beweegt hij zich naar Ellu toe en in hetzelfde tempo zet hij het computerscherm uiteindelijk uit. Ellu’s eerste neiging is om weg te lopen maar het heerlijke hotel lokt dus loopt ze met hem mee om een kamer te bekijken. Terwijl ze langs me loopt, stelt ze me snel op de hoogte. Ineens voelen we ons allebei wel heel naakt in onze strakke fietsbroeken. Vooral omdat Ellu specifiek vraagt om een kamer met tweepersoonsbed en we niet weten welke fantasie (of lichaamsdeel) daarmee geprikkeld wordt. Eénmaal in de kamer proberen we maar zo snel mogelijk van ‘m af te komen. Hij moet de kamer uit zodat we met een dichte deur en in privacy even over dit voorval kunnen praten.

Hoewel het hoogseizoen is, is er vrijwel geen toerist op het eiland te bekennen. De rij restaurantjes aan de Mekong zijn leeg met uitzondering van één. Waar deze mensen toch van leven? In het restaurant mét mensen eten we de meeste keren. Eén uitstapje naar een ander restaurant is geen succes. Blijkbaar is het restaurant niet voor niets steeds het drukst bezocht. We eten typische Laotiaanse gerechten zoals chicken lap en gestoomde vis in bananenblad. Het is smakelijk eten. Het zal er bij de eetstalletjes onderweg waarschijnlijk minder verfijnd uitzien maar de smaak is in ieder geval goed.

Relaxed gaat de aankomstdag & de extra inleesdag op dit eiland voorbij. Het tempo van de bewoners & daarmee ook ons tempo is laag. Alles wat we nodig hebben, bevindt zich op een afstand van een paar honderd meter, steeds met uitzicht op de Mekong. Echt contact met de mensen is er nog niet maar de omgeving, de brede Mekong met de vele eilandjes die erin lijken te drijven, de vissers in hun houten bootjes en kinderen die schaterlachend in het water spelen, maken een hoop goed. Maar nieuwsgierig naar de rest van Laos is één dag vertoeven op dit eiland voldoende. Met een bootje gaan we weer terug naar de overkant. Ons volgende doel is de Kingfisher Ecolodge in Xe Pian National Park. Xe Pian NP is één van de minst aangetaste natuurgebieden van Laos. Dat heeft te maken met het feit dat Laotianen in de omgeving van of aan een weg moeten wonen (zo hebben we van iemand begrepen). Die zijn er in dit park nauwelijks behalve aan de rand.

Route 13, de hoofdader van Laos, fietst weer goed. Hoewel het nog steeds niet druk bevolkt is, komen we wel regelmatig door een dorpje. De dorpjes zijn soms heel armoedig. Huizen zijn dan niet meer dan strooien hutten, of gemaakt in combinatie met hout. Soms zien we in dorpen stenen huizen staan in zoetsappige pasteltinten. Of nieuwe houten woningen met mooi blauwe daken van kunststoffen dakpannen. Daar zit duidelijk meer geld. Overwegend komt het toch wel armoedig over. De levensstandaard is net zoals in Cambodja niet hoog. Veel gezinnen moeten het doen met ongeveer 2 dollar per dag, of minder. Toch schijnt de Laotiaanse economie in de lift te zitten, met een groei van 7% per jaar. En ze hebben sinds kort een zeer belangrijk exportmiddel namelijk hydroenergie. Verder is Laos afhankelijk van geldelijke steun uit het buitenland. Grote broer China biedt bijvoorbeeld geldelijke steun voor het asfalteren van wegen. Maar niets voor niets: bossen in beschermde natuurgebieden worden gekapt zodat van het hout meubels voor de Chinezen gemaakt kunnen worden.

Nog een weetje: Laos is het meest gebombardeerde land ter wereld. Als buffer in de oorlog tussen Vietnam en de Verenigde Staten zijn er ladingen bommen gedropt. Ook op de terugweg vanuit Vietnam werden de overgebleven bommen nog even geloosd boven Laos. Van de zotte! Met een nieuw land ontsluit zich weer een nieuw deel van de wereld. En komen we nieuwe intrigrerende en ook afschuwelijke informatie te weten.

Op 20 kilometer worden we verrast door een bezinepomp met cola light in zijn ijskast. Het is niet wijd verkrijgbaar en gewone koude cola is alleen bij echte dorst of bij heftige hitte lekker om te drinken. Het liefst beperken we de inname van gewone cola tot één blikje per dag. Dat zouden we met cola light nooit doen. Het schaarse goed is hier luxe en daar genieten we dan van.

We fietsen lekker door maar bij mij gaat het niet vanzelf. Ik voel me niet helemaal fit maar ’t is niet heel helder waar het vandaan komt of waar het aan ligt. Ik heb in ieder geval het idee dat het traag gaat (is niet zo) en dat ik er hard voor moet werken (is wel zo). We stoppen volgens onze routine elke 20 kilometer, of in een dorp als we dat op oogafstand rond 20 kilometer zien liggen. Immers: de kans op gekoeld drinken én wellicht zelfs cola light is er dan.

Door deze stops komen we ook wat meer in contact met de Laotianen. We merken dat er een bepaalde afstand is maar dat die verdwijnt zodra we met ze communiceren bijvoorbeeld om drinken te kopen. Hoewel minder uitbundig dan de Cambodjanen, maar dan is er interactie. Dan wordt er gelachen. Dan voelen we ons niet meer die buitenaardse wezens op die buitenaardse fiets.

De lunchstop is voor de afslag naar route 18a, een helse (diabolical) route aldus de Lonely Planet. Hels omdat de hele weg ongeasfalteerd en hopeloos met grote diepe kuilen is, behalve het eerste stuk. Mooi, want dat is precies het stuk dat wij moeten fietsen. We nemen de tijd voor de lunch maar blijkbaar toch iets te weinig. Het deel van route 18a dat wij moeten doen, is niet slecht maar het heeft wel hele steile stukken. Het steilste stuk is zelf geasfalteerd ter voorkoming van ongelukken. Zo steil dus. Op een heel heet moment van de dag moeten wij dat steile stuk nemen. We halen het maar moeten er iets later wel voor betalen. We voelen ons allebei leeg en misselijk. In een stuk schaduw leggen we Lien Masjien op haar kant en nemen wij, zittend op de grond, tijd om bij te komen. Langzaam zakt de misselijkheid weg. Blijkbaar kunnen we te snel na het eten zo’n inspanning niet aan. Blij met de schaduw en de rust voelen we onze krachten terug komen. Het laatste stuk naar de lodge gaat gelukkig gemakkelijk.

De lodge ligt op een geweldige plek aan de rand van moerasland (wetland). In de verte ligt het bos met wilde dieren die wij niet zullen zien. Op de achtergrond zien we de hoogvlakte van zuidelijk Laos, het Bolaven plateau. We hebben er een ecobungalow gereserveerd maar de luxe bungalows zien er erg goed uit. Ter vergelijking bekijk ik zowel de ecobungalow als de luxe bungalow. En kiezen voor de eco………. eh, luxe bungalow. De ecobungalow is 40 dollar, de eerste nacht is er alleen één met twee losse bedden beschikbaar, de kamer is klein, de te delen douche/wc buiten terwijl de luxe bungalow voor 35 dollar meer enorm romantisch is, met eigen wc en douche, met koffie/thee, met een grote veranda met dito hangmat en met een groot tweepersoonsbed. We zijn verkocht. Vooral omdat we vanuit het bed door de glazen wand de zonsopgang in alle glorie kunnen bekijken. De ecobungalow was ook prima geweest maar dit is Out of Africa maar dan Lao-style! We boeken 3 nachten & 2 activiteiten voor de komende dagen.

Kiet Ngong, donderdag 18 december 2009

Wat een aangenaam oord is dit. Alles, maar dan ook alles is goed aan deze lodge. De mensen zijn vriendelijk en behulpzaam en het eten is heerlijk. Ellu gaat volop voor de Italiaanse gerechten die goddeloos lekker zijn (de eigenaar is Italiaan); ik verken verder de Laotiaanse gerechten zoals lap vis, papaya salade en zoetwater vis met knoflook en peper. We drinken fresh lime soda, of een mixed fruit shake, of beerLao. In onze bungalow maken we koffie of thee. Vooral in de vroege ochtend, terwijl we vanuit ons bed naar de zonsopgang kijken. We passen ons goed en gemakkelijk aan de Laotiaanse manier van leven aan: elke dag met plezier op je dooie gemak het leven tegemoet gaan.

Van de activiteiten is de eerste activiteit een wandeling van 4 uur. Het wordt aangekondigd als een trek maar relaxte wandeling is eigenlijk het betere woord. Onder begeleiding van een lokale gids en een Engels-sprekende gids, Tree laten we ons de heuvel op leiden, met een leuke groep van – toevallig – nog 4 andere Nederlanders. Het is een aangename activiteit waarbij we relaxed lopen en uitgelegd krijgen welke planten waar voor dienen en waarbij we ook nog een kleine groene slang (viper) zien. Ondertussen hebben we het heel gezellig met elkaar en gaat de tijd kabbelend voorbij. De avond daarvoor hebben we al met Martijn & Arjan gegeten (ook heel gezellig) en na de wandeling lunchen we met zijn zessen. En ook dat is weer gezellig. Gezelligheid alom dus!

De klapper van ons verblijf in de Kingfisher Ecolodge is onze tweede activiteit: we gaan naar mahoutschool. Dat houdt in dat we vandaag leren hoe we zelf een olifant met bepaalde commando’s kunnen aansturen. Ik vind het leuk en spannend tegelijk. Tenslotte zijn olifanten erg grote dieren en mijn respect meer dan waard. Graag doe ik er een ritje op, graag bekijk ik ze op een afstand. Nu zit ik zo’n beetje de hele dag op de nek van zo’n immens beest. Helemaal opgewonden lopen we naar de olifanten toe. Ellu krijgt er één toegewezen en ik ook. Met deze olifant moeten we het allebei vandaag doen. Eerst oefenen we in de buurt. We schreeuwen wat commando’s zoals “hoey, hoey” en “how, how”. De mahout zit in het zitje achter ons en grijpt in wanneer nodig. Of de olifant echt naar ons luistert? Machtig is het wel, of we nu wel of niet de olifant daadwerkelijk zelf aansturen. Zwaar is het ook want steunend op onze handen houden we zo de balans op de olifant. We hebben er immers niet zoveel zin in om er van af te donderen. Bij mijn olifant bestaat die kans best want ze is een behoorlijk heet standje en doet vooral waar ze zelf zin in heeft. Zelfs de mahout moet af en toe behoorlijk hard optreden. Eng is het niet maar zweten doe ik wel. Na 3 uur les zijn we helemaal af. Het is tijd voor een douche, lunch en misschien even een dutje voor aanvang van het middagprogramma.

Het middagprogramma bestaat uit een tocht naar de top van een heilige heuvel. We zijn er met de wandeling al geweest maar vinden het niet erg dat we er nu weer naar toe gaan. Nu draait het om de olifanten. De heuvel op gaat prima maar wanneer we de top van de heuvel bereiken, zijn we allebei best moe. Vooral onze armen trekken het niet meer. We besluiten om terug gewoon in het zitje te zitten en de mahout het werk te laten doen. Terwijl de enige andere leerling de heilige heuvel bekijkt, blijven wij bij de olifanten. Ook dit is best spannend want terwijl wij staan te wachten, worden we omringd door drie van die enorme grote zoogdieren. Mocht er iets gebeuren dan kunnen we geen kant op. Gelukkig en vanzelfsprekend gaat het allemaal goed. Moe, voldaan en met een zere kont komen we weer terug in de lodge.

Het is zo’n plek waar je dagen en dagen kan blijven. Maar omdat we nog zo weinig van Laos hebben gezien en omdat er nog vele andere leuke ervaringen op ons wachten, stappen we ook weer met plezier op de fiets. Niet dat we de komende dagen veel zullen fietsen: zowel naar Champasak als naar Paksé is het een kleine 40 kilometer. Vergelijkbaar dus met het trainingsrondje dat we op Don Khong hebben gedaan J. Heel moe zullen we de komende dagen niet worden. Niet erg want na Paksé gaan we naar het Bolaven plateau. Klimmen, werken en zweten dus.

Tat Fan, woensdag 23 december 2009

Het kost ons vrijwel geen moeite om de ongeasfalteerde weg terug te nemen. Sowieso heeft Ellu op de heenweg al gezien dat de stijging terug naar de hoofdweg geleidelijker gaat. Daarnaast is het nog vroeg in de ochtend. De hitte kan ons nog niet nekken. Eenmaal op route 13 is het een kippenstukje naar Champasak. Ook voor Champasak moeten we met een pontje de Mekong over. Het is een brommerpontje maar aangezien er ook nog twee Spaanse fietsers op de pont staan, kan het beter het fietspontje genoemd worden. We betalen trouwens wel gewoon de brommerprijs. Vooral de Spanjaarden vinden dat erg vervelend. Ze reizen tot hun geld op is, zijn nu anderhalf jaar onderweg en hoe goedkoper hoe beter. Dat snappen we best want wij hebben ook low budget moeten reizen maar het is nu ook weer niet zo dat we voortdurend opgelicht worden. En de brommerprijs is nog steeds een schappelijke prijs. Zeker omdat mensen hier zo weinig hebben. Waar het gaat om dit soort dingen zijn Ellu & ik stukken makkelijker geworden. Het kan ons niet meer zo heel veel schelen wanneer de lokale bevolking ons iets meer vraagt. Zolang het maar gaat om de lokale bevolking en niet om een bedrijf dat schatrijk wordt van het vragen van torenhoge entreeprijzen voor westerse toeristen voor één of andere attractie. Maar ook dat gebeurt en het kost alleen maar energie om ons er druk over te maken. Maar als het gaat om de lokale bevolking dan merk ik dat ik het ook niet erg vind omdat ik het ze gun.

Na de luxe accomodatie op Don Khong en bij de ecolodge is Champasak een grote stap terug. Zeker als het gaat om prijs-kwaliteitverhouding. Wij, luxebeesten, moeten ineens slapen in een muffige, stinkende,  volgestouwde kamer met een enorm slecht bed. Het is redelijk schoon en we zitten aan de Mekong. Eigenlijk is het best ok ware het niet dat de geur die in de kamer hangt onprettig is en de geur in badkamer misselijkmakend. We hebben gewoon pech met de kamer want bij navraag horen we dat andere gasten dat niet hebben. Wisselen kan niet meer want het guesthouse is vol.

Naar Champasak ga je om Wat Phu te zien. Wat Phu is een oud Khmer-tempelcomplex, net zoals de tempels van Angkor in Cambodja. De tempels zelf zijn bijna niet meer dan ruïnes. Het is vooral de ligging van het complex die het in onze ogen de moeite waard maakt om het te bezoeken. Gelegen tegen de bergwand bestaat het uit drie verschillende niveaus. Vanaf het hoogste niveau heb je een prachtig uitzicht op de onderliggende delen van het complex en het laagland bij de Mekong. Na een uurtje zijn we uitgekeken bij de Wat en ligt de rest van de dag nog open. Champasak is een lang gerekt dorp met weinig te doen maar het is wel een mooi dorp. Oude koloniale huizen die nog goed intact zijn, worden afgewisseld met traditionele Lao-huizen van hout. Of de nieuwere variant van steen. Het ziet er allemaal netjes en verzorgd uit. En knus, vooral heel knus. We vermaken ons met lezen, eten en een voetmassage. Dan is het weer tijd om te slapen. Daar kijken we minder naar uit want het bed is als een plank. We slapen, maar zijn blij dat we de volgende ochtend vroeg wakker worden en snel op de fiets richting Pakse kunnen gaan. Normaal is een minuutje of 5 in bed blijven liggen nog lekker; nu is zo snel mogelijk opstaan een feest voor het lijf. Het is zondagochtend en we zitten om half 7 op de fiets!

Van de eigenaar van de ecolodge weet ik van een computerwinkel in Pakse. We komen er langs wanneer we de stad in rijden en zien dat de winkel zelfs op zondag open is. Dat is mooi want we hebben een extra dag in Pakse geboekt zodat ik nog tijd heb om de vernieuwde laptop te checken en ermee online te gaan. Ons hotel heeft namelijk WiFi. Helemaal gelukkig zijn we wanneer we langs een koffietentje rijden. Ook weten we dat we er Indiaas kunnen eten. Pakse kan niet meer stuk. Nou ja, bijna is er dan toch een klein scheurtje wanneer Ellu met de Lonely Plony achterop het hotel niet kan vinden terwijl ik wacht op haar instructies om naar links, rechts of rechtdoor te gaan. Geïrriteerd reageren we op elkaar terwijl we ineens ook in een zijstraat het hotel zien. Met irritaties nog in ons systeem sta ik met Lien Masjien buiten terwijl Ellu binnen een kamer regelt. Dan word ik benaderd door een vrolijke kleine beetje bollige man – hij zou zo uit Monty Python gekropen kunnen zijn – die op charmante wijze een praatje met me aangaat. Automatisch tovert dat een glimlach bij mij op het gezicht. Mijn irritatie is weg en wanneer Ellu & ik boven in de kamer staan, er “sorry” is gezegd, ligt het voorvalletje al weer achter ons. Ook dit is weer zo’n klein ding dat we, ik, nu anders doen. Vroeger hadden we dit langer bij ons gehouden. Dan was er misschien ook wel een enorme ruzie geweest maar nu kunnen we dit soort futiliteiten makkelijker loslaten. Met dank aan Vipassana! Trouwens, vroeger zou ik zo vast hebben gezeten in mijn irritatie dat ik met mijn hele houding die olijke man helemaal niet toe had gelaten. Dan had mijn houding er één geweest van “opzouten”.

Vipassana helpt ons trouwens meerdere keren tijdens ons verblijf in Paksé. Wanneer we van kamer moeten verwisselen omdat de badkamer van de buren onze kamer in lekt, op het moment dat we in onze nieuwe kamer er achter komen dat hier nauwelijks of geen WiFi ontvangst is maar vooral wanneer we de laptop op gaan halen, nog 3 uur in de winkel zitten te wachten, zonder laptop weer naar het hotel terug gaan en we daardoor nog een dag in Pakse moeten blijven. Nu is Paksé de tweede stad van Laos maar meer dan we al hebben gedaan, is er niet te doen. Gelukkig is de laptop vrijwel klaar wanneer we ‘m de volgende dag op komen halen: we zouden er om half 11 zijn, maar komen om 11 uur (we leren snel) en gaan om 12 uur met de laptop naar buiten! De rest van de dag ben ik bezig met het updaten van mijn gekochte (!) antivirusprogramma, het verwijderen van virussen van alle andere apparaten met sd-kaart (mijn Hero, mijn Edge, het geheugenkaartje van de camera) en het voortdurend opnieuw scannen van de laptop en alle randapparaten na elke stap die ik neem. Dit wil ik niet nog een keer meemaken. Het lijkt er op dat nu alles in orde is. We kunnen Paksé verlaten en hopelijk hoeven we er vanuit het Bolaven plateau niet terug te keren. Mocht er wel iets mis zijn met de laptop dan is het voordeel in ieder geval dat we hoe dan ook langs de computerwinkel komen. En inmiddels zijn we bekend met Paksé!

Hoewel het ontbijt officieel pas start om half 7 kunnen we er al om 6 uur terecht. Fijn! We gaan vandaag naar het Bolaven plateau met als voorkeurstop het Tat Fane Resort bij Tat Fan, tweelingwatervallen die vanaf 110 meter naar beneden storten. Het is hoogseizoen dus de kans dat er geen plek meer is, is aanwezig en dan fietsen we nog 20 kilometer door. Klimmend is dat zo een uur of 2 à 3 langer. Vroeg op de fiets blijft dan ook ons adagium.

Geleidelijk klimmen we het plateau op. Een eitje blijkt achteraf want met maar zo af en toe een enigszins steil stukje is “klimmen” een erg groot woord. We steigen maar de pedalen kunnen blijven draaien zonder dat we er heel hard voor moeten werken. Het enige is dat het langzaam gaat. Zeker op een tandem. De meeste “moeite” kost het om onze draai daarin te vinden. Lekker cruisen over de weg in een heerlijk tempo waarbij de kilometers voorbij lijken te vliegen, is zo’n beetje ultiem in onze fietswereld; met geleidelijk klimmen is daarvan zeker geen sprake. Aangezien we nog nauwelijks hebben geklommen en zeker nog geen lange stukken achter elkaar is dat dus waarin we elkaar moeten vinden: schakel ik op de juiste momenten, zitten we op het goede verzet, hebben we een prettige cadans, hou ik de fiets goed op de weg. Dat soort dingen.

We hebben mazzel bij het resort. Er zijn nog twee houten bungalows beschikbaar. Dat we niet naar Paksong hoeven door te fietsen, is vooral erg fijn omdat dit resort op een hele mooie plek ligt. Paksong schijnt een niet heel bijzonder plaatsje te zijn, terwijl we op deze plek midden tussen de bossen zitten. Onze veranda kijkt er over uit en vanuit het restaurant ook. Met als extra bonus dat je dan ook de watervallen ziet liggen tussen de bomen door. De rivier waarin het water terecht komt, splitst het landschap uiteen zodat we ook nog eens beloond worden met een wijdse blik over de bossen heen. Horen, doe je Tat Fan overal: het water klettert naar beneden. Soms met wat meer kracht en dan is het geluid helemaal overheersend. Dit is een magnifieke plek! Met een kleine 40 kilometer geleidelijk klimmen, zijn we hier ruim op tijd om er de hele dag van te kunnen genieten. Dat doen we ook met een flesje rode wijn op tafel.

1. Bungalow Tat Fane Resort

Tat Lo, donderdag 24 december 2009

Althans we proberen het. Optimaal genieten, lukt vooral Ellu niet helemaal. In de kamer naast ons (de bungalow is twee-onder-één-kap) zit een man van een jaar of 50 met – waarschijnlijk – een Thais meisje waarvan wij denken dat ze onder de achttien is. Onze eerste kennismaking met de man is dat we hem van een uur of 11 in de ochtend tot een uur of 1 in de middag luid horen snurken. Vervolgens zien we hem samen met het meisje in het restaurant. Ze communiceren niet met elkaar. Hij praat – ook luid – tegen het personeel, niet met. De man heeft een heel onaangename uitstraling. Wanneer ze gegeten hebben, gaan zij weer terug naar de bungalow. Wij denken om sex te hebben. Wanneer ik tussendoor even wat ga halen uit de kamer, liggen ze in bed met de deur wijd open. Het is een heel onaangenaam beeld. Even later ligt hij weer luid te snurken.

Ondertussen merk ik dat Ellu zich enigszins gestress gedraagt. Ze is er erg mee bezig. Vooral het beeld dat opdoemt dat hij de hele dag door sex met haar heeft en slaapt. Niet in de zin van lekker met je vriendinnetje maar meer als het nuttigen van een produkt waar hij voor betaald heeft. Mini-Pattaya maar dan praktisch naast ons bed in een kamer met hele dunne wandjes. Ik probeer nog om van bungalow te veranderen met de smoes van een snurkende buurman maar de kamer die over is, is waarschijnlijk niet voor niets over: hele hele slechte bedden en een viezige ruimte. We besluiten om in onze kamer te blijven en de manager op hem af te sturen zodra we maar iets horen dat niet door de beugel kan; de kamerregels zijn heel duidelijk hierover. Onze eetlust wordt nog verder vergald wanneer de man voor zijn avondeten komt: luid boerend eet hij ladingen voedsel en consumeert hij flessen bier. Dit is in onze ogen een hele foute man die precies doet waar hij zin in heeft. En terwijl hij als een varken vreet, zit het jonge Thaise meisje met het licht uit in de kamer.

De hele nacht ligt de man te snurken. Gelukkig is van enige andere activiteit geen sprake. We slapen niet slecht maar ook niet goed. Alsof de vermeende slechtheid van deze man door de houten planken doorseipelt. We zien hem alleen nog bij het ontbijt, weer in zijn eentje. Walging vult ons en we proberen deze walging te compenseren met een gesprek met een andere man alleen, die voor zijn brood helemaal gelukkig wordt van fotograferen. Dat was nodig want je zou door die ene vieze kerel geen man meer willen zien.

Van Tat Fan gaan we over het Bolaven plateau naar Tat Lo, een volgende waterval. Het is een zeer relaxte dag want van de ongeveer 80 kilometer dalen we er 40 over asfalt en nog eens 20 over een gravelweg die doet alsof hij geasfalteerd is. Alleen de eerste 10 kilometer klimmen we geleidelijk naar het hoogste punt van het plateau, 1270 meter. Wanneer we Paksong zien, zijn we met terugwerkende kracht blij (ondanks de vieze kerel) dat we in Tat Fan zijn gebleven. Het is een dorp met helemaal niets. Ook de omgeving zelf is nog niet echt inspirerend. We snappen nog niet heel goed wat er nou zo geweldig is aan het Bolaven plateau. Daar komen we snel achter want na Paksong wordt het mooier. We dalen af omgeven door enigszins wazige bergen in de verte. Een beetje heiïg is het al want de zon staat hoger aan de hemel. Langs de kant van de weg staan mooie hoge rode pluimen van zeker 3 meter lang. Door hun stengels heen groeien gele bloemetjes. Er is niet heel veel verkeer en maar zo af en toe rijden we door een dorp. Vooral wanneer het landschap zich helemaal opent, is het op zijn mooist: oneindig omgeven door de groenheid van de bomen, het blauw van de lucht en het grijs van de bergen. Ðe charme van het Bolaven plateau hebben we eindelijk ontdekt.

Wanneer we bij het ongeasfalteerde gedeelte van de route aankomen, vormt de enige vertraging de stofwolken die opwaaien door hardrijdende auto’s. Er zouden niet zulke grote stofwolken zijn wanneer de weg slechter te begaan is, maar ja dat zou dan ook weer betekenen dat we harder zouden moeten werken. We nemen de stofwolken dan ook maar voor lief. Stofwolken die trouwens met name voor mij een probleem opleveren want Ellu doet gewoon even haar ogen dicht. Dat is één van de voordelen van achterop de tandem zitten.

2. Lekker ongeasfalteerd op weg naar Tat Lo

In Tatlo gaan we meteen voor de Tadlo lodge, beschreven als de lodge met de mooiste plek aan de watervallen. Omdat we vrijwel niets gedaan hebben, moeten we die plek nog wel verdienen: een klein heuveltje van 15% brengt ons naar de lodge. We zien daar heerlijke bungalows staan die uitkijken op een een mooie onderhouden tuin aan de rivier met stroomversnellingen en kleine watervallen. Weer hebben we geluk: er is er nog één vrij met een tweepersoonsbed. Het is een heerlijke bungalow met lekker veel ruimte, witte frisse muren en een aangename privéveranda. Ook het restaurant ligt weer mooi. Vanaf de veranda op de eerste verdieping kijk je over de watervallen uit. Op Kerstavond 2009 zitten wij hoog en droog in aangename temperaturen. Er is zelfs een kerstmenu. Ben benieuwd wat we straks gaan eten.

3. Tat Lo

Terwijl Ellu de kamer regelt, wacht ik met Lien Masjien onderaan het restaurant. Een groepje schoffies van een jaar of 6 verzamelt zich om de fiets heen. Ze kijken hun ogen uit. Zo goed en zo kwaad als ik kan, probeer ik wat dingen over de fiets te zeggen. Het lijkt alsof ze er best een beetje van verstaan. Eén van de jochies raakt de Indiase bel aan, maar omdat hij niet weet wat het is, produceert de bel geen geluid. Wanneer ik de fietsbel indruk, schrikken ze er in eerste instantie van maar al gauw willen ze het zelf ook een keer doen. Ook de gewone kleine bel er naast, is razend interessant. En niet alleen voor deze kleine jongetjes trouwens. Eenmaal de bel gespot, kwam een volwassen man nog snel even voor dat we wegfietsten naar ons toe. Hij moest en zou even aan de bel zitten. Het jeugdige enthousiasme droop van zijn gezicht af.

De magische kracht van de twee fietsbellen verdwijnt zodra een collega-schoffie van de keuken vandaan komt met een grote baguette en een flesje cola. Zijn vriendjes schieten op hem af en verzamelen zich om hem heen. Van een kleine twee meter sla ik het gade. De jongens gaan helemaal op in hun taak: de bovenkant van de baguette wordt afgebroken, het wit van het broodje wordt er uitgeplukt en een beetje cola wordt in de baguette gegoten. Volgens mij was het Hartger die laatst nog voor de gein riep “Zin in een baguetje met cola?” De jongetjes smullen van het zompige zoete broodje. Ik moet er hartelijk om lachen.

Tadlo lodge wordt nog leuker wanneer we de hond van de manager zien: Whiskey is een mix van een labrador en een rottweiler. Hij lijkt enorm op Listo. We zijn meteen verkocht! Nog schattiger wordt het wanneer ook de huisotter op het toneel verschijnt. Op dezelfde manier als Whiskey laat hij zich aaien. Van genot rolt hij ook op zijn rug. En als hij even geen aandacht krijgt, komt hij naar je toe om dat op te eisen. Het is een schattig tafereel. Maar hoe lief we dit stel samen ook vinden, de meeste aandacht van ons gaat toch wel naar Whiskey uit. We zijn maar een heel klein beetje bevooroordeeld.

Ons kerstmenu bestaat uit 2 grote satépennen met kip en groenten er aangerijgd en lekkere frieten. Het is weer eens wat anders dan nasi of noedels. Het smaakt ons enorm goed. Om het eten zelf maar ook om de plek waar we zitten (ondanks de aanwezigheid van een hele lading kleine kinderen) en de vriendelijkheid van de mensen die er werken. We zijn allebei helemaal geen liefhebber van Kerst maar realiseren ons bijzonder goed wat een luxe het is om hier nu te zijn. Vrolijk Kerstfeest!

Khongsedone, vrijdag 25 december 2009

Ook bij het ontbijt kunnen we ons geluk niet op over ons uitzicht. Tat Fane was een mooie plek maar dit is eigenlijk nog veel beter. Het lijkt alsof we uitkijken op de veel mooiere versie van een 3-D poster van een groene waterval. Zo eentje waar de waterval dan wordt verlicht. Het is er ook zo lekker rustig. Alleen het stromende water horen we als voortdurende achtergrondmuziek. Dit is een perfecte plek om een paar dagen te blijven, ware het niet dat onze drang naar fietsen – na een paar dagen van weinig beweging – heel groot is. We willen actie en wel nu!

4. Vreemdgaan

Actie krijgen we. Omdat we niet weer een korte dag naar een resort aan een waterval willen en omdat we ook niet helemaal terug willen naar Pakse besluiten we om een tussendoorweg te nemen naar Khongsedone. Daar waar we van de hoofdroute afslaan, is de weg 50 kilometer lang ongeasfalteerd en we weten niets over de staat van de weg. In abominabele staat, gaan we er wellicht met 5 kilometer per uur over heen; in goede staat is er helemaal niets aan de hand. Best spannend dus.

Maar voordat we aan de ongeasfalteerde weg beginnen, fietsen we nog een 20 kilometer op asfalt. De eerste 10 kilometer daarvan klimmen we, waarvan 1,300 kilometer een stijgingspercentage heeft van 12%. Het is maar 1300 meter maar bij 5 kilometer per uur doe je daar toch nog altijd zo’n 15 minuten over. Geestelijk bereiden we ons dus wel voor op deze korte klim. Het leuke is dat we voor dat we het weten de klim hebben gedaan zonder dat we afgepeigerd zijn. Onze conditie is stukken verbeterd en met terugwerkende kracht zijn we stom geweest om redelijk ongetraind te beginnen met de nog steilere Cardemom Mountains in het zuiden van Cambodja. In ieder geval weten we nu dat we klaar zijn voor de bergen in het Noorden van Laos. En dat is heel fijn om te weten. Zeker voor Ellu die altijd een beetje bang is voor de bergen.

Dan is de afslag naar Khongsedone daar. Volledig voorzien van water en proviand zijn we klaar voor deze weg. Na 10 kilometer prijzen we ons gelukkig met de enorm goede staat van de weg. Dat blijft zo tot Khongsedone! Het enige wat om aandacht vraagt, is dat ik in het goede spoor blijf en dat ik de grote keien in de weg vermijd. Ook dalen we zo’n beetje de hele weg licht. De concentratie en het steeds moeten remmen is vermoeiend. Ook nu weer vooral voor mij. Eigenlijk zijn dit soort wegen minder leuk voor mij want om me heen kijken, kan ik niet goed. Wanneer mijn aandacht naar de omgeving gaat dan is ie niet bij de weg. Over een grote kei rijden, is dan behoorlijk pijnlijk aan de billen (en ook niet goed voor de fiets). En ook al is de weg goed; keien zijn er genoeg.

Vanaf Tatlo tot vlak bij Khongsedone rijden we door plantages met koffie, bananen, papayas. Het is groen om ons heen met uitzondering van de bomen op ooghoogte. Die zijn op het ongeasfalteerde gedeelte diep rood van het stof. Onze voorraad blijkt niet nodig te zijn, want ook op de tussendoorweg zijn voldoende dorpjes om wat te drinken te krijgen. Het is wel duidelijk dat hier wat minder falangs (buitenlanders) langs komen want bij een drinkstop loopt zo’n beetje het halve dorp uit om ons eens goed te bekijken. En dan bedoel ik, echt eens goed te bekijken. Ze bekijken ons van top tot teen, praten over ons, praten met ons, staren ons recht in de ogen aan, lachen (of niet) en wij doen precies hetzelfde terug! De drinkstops zijn eigenlijk de enige mogelijkheid, ook voor ons, om de ander ongenegeerd goed te bekijken.

5. Niet alleen de blaadjes zijn rood van het stof

In Khongsedone vinden we een eenvoudig guesthouse met een zitje buiten. De kamer voldoet voor de nacht. Het is de betere variant van Sre Ambel en luxe in vergelijking met Andouang Tuek, wat toch zo’n beetje ons ijkpunt is geworden en wat alles wat eenvoudig is alleen maar laat meevallen. Meer keuze hebben we ook niet want het enige andere guesthouse is al net zo simpel. Dat dit guesthouse een zitje buiten heeft, is voor ons het unique sellingpoint (dat wat verkoopt). Oja, en de puppies die er ronddartelen en spelen met de staart van het varken, dat ook gewoon losloopt. Dat alles langs route 13 want ons guesthouse is heel mooi gelegen aan de hoofdweg die Laos doorkruist van noord naar zuid. Nou is route 13 niet een hele drukke weg dus enigszins idyllisch zou je het in de verte nog kunnen noemen. Al met al echt geen slechte plek om eerste Kerstdag door te brengen.

Het jammere is wel dat we om te eten een paar kilometer terug moeten naar het dorp. Ook moeten we Lien Masjien laten wassen want ze zit behoorlijk onder het stof. Ook komt er een gek ratelgeluidje van de fiets en dat kunnen we het beste bekijken wanneer ze schoon is. Na de feestelijke route op deze feestelijke dag is het geluidje bij Lien Masjien het enige minpuntje. De fried rice met groente, zonder vlees (nasi) waar we voor terug moeten fietsen, is namelijk lekker. Vooral ook omdat we met ons door Arjan (vegetarisch, Nederlands, leuke jongen uit Ecolodge) geleerde Lao zinnetje “Boah kin sien” enig ranzig vlees in de rijst vermijden. Zo kan ik wel elke dag een portie nasi op. Gelukkig is het Lien-minpuntje ook vrij snel verholpen. We zetten de ketting wat minder strak en prompt is de ratel verdwenen. Of het dé oplossing is of symptoombestrijding zullen we nog gaan zien. In ieder geval zitten we nu als enige gasten met een biertje op het zitje voor het guesthouse aan route 13. Het meeste licht in de wijde omgeving wordt niet door voorbijrazende auto’s (zijn er niet) maar door het licht bij ons zitje gegenereerd.

Thakhek, zondag 27 december 2009

Ik ben zo stom geweest om in de ruimte tussen het matras en de ombouw van het bed te kijken. Er ligt veel stof en viezigheid en mijn fantasie slaat op hol. Ik voel allemaal beestje in bed kruipen en daardoor ben ik enorm jeukerig. Moeizaam val ik in slaap, en daarmee Ellu dus ook. Halverwege de nacht (02.30) lijkt het alsof er een volksverhuizing plaats vindt. Er is een enorme herrie op de gang van mensen die hard met elkaar praten en kinderen die schreeuwen. Steeds horen we maar “Kong” waardoor we weten dat ze onze fiets hebben gespot. Als het daar nou mee op zou houden, maar nee, de herrie duurt nog een tijdje voort. Deze mensen zijn zich er echt niet van bewust dat het geluid wat ze produceren voor ons herrie is. Het is zo’n cultuurverschil waar we waarschijnlijk nooit aan zullen wennen. Vooral, denk ik, omdat we er feitelijk last van hebben: we worden wakker en kunnen er niet van slapen.

De wekker is onverbiddelijk. Om kwart over 5 staan we naast ons bed zodat we zo veel mogelijk van het licht van de dag gebruik kunnen maken. In ons hoofd spookt namelijk het idee om in één keer door te fietsen naar Savannakhet. Zo slaan we het nietszeggende plaatsje Paxong over. Een plaatsje waar we anders al om een uur of 12 zouden zijn. Savannakhet is een behoorlijk eind fietsen, namelijk zo’n 175 kilometer maar wanneer we daar de hele dag voor nemen dan moet dat kunnen. De conditie is er; de vraag is meer of onze lichamen het aankunnen. In eerste instantie besluiten we nog niets. We wachten eerst af wat de gebroken nacht met ons heeft gedaan.

Op 2 kilometer van het guesthouse willen we ons ontbijt nuttigen. Het is nog zo vroeg en donker dat er maar heel weinig beschikbaar is. Ik probeer om een Laotiaans ontbijt, fôe, te krijgen, een rijstnoodlesoep met groenten, vlees en vis maar of ze verstaan me niet of het is er gewoon nog niet. Het enige dat we zien, is kleefrijst dus nemen we daar maar een portie van. Kleefrijst is echter niets meer en minder dan ….. kleefrijst. Het smaakt nergens naar en kleeft aan je vingers. Bij gebrek aan iets anders vullen we ons ontbijt van kleefrijst aan met cakejes en proberen dat weg te krijgen met een blikje ice coffee (koude gezoete koffie). Er zit iets in onze buiken. Daar moeten we het voorlopig maar even op doen.

6. Jammie: kleefrijst met banaan

Na een kilometer of zestig aangenaam fietsen zetten we onze zinnen op Savannakhet. Zo zijn we lekker de hele dag onderweg, worden we beloond met een goed hotel en zijn we in een stad met allerlei gemakken van dien. Dan kunnen we daar ook meteen een rustdag nemen, is onze redenering. We houden het nog steeds open want mochten we bij aankomst in Paxong te moe zijn dan gaan we echt niet verder. In Paxong komjen we aan rond 12 uur. We werpen één blik op het stoffige hete drukke plaatsje, checken bij elkaar of we het aan durven én aan kunnen en de keuze is gemaakt. We gaan door. Met nog ongeveer 70 kilometer te gaan, moet dat lukken, lijkt ons zo.

Wel nemen we de tijd om in Paxong te rusten en te eten. Deze keer lukt het me wel om een fôe te bestellen maar het is eigenlijk meer geluk dan wijsheid (als je fôe eten geluk kan noemen) want wat we willen is fried rice. Maar goed; eten is eten en we hebben een goede maaltijd nodig om het laatste stuk te kunnen volbrengen. Na tussendoor steeds kleefrijst is het dus ook nu weer rijst wat de pot schaft. De fôe valt honderd procent mee. Het is hetzelfde idee als in Cambodja maar het ziet er stukken smakelijker uit. Vlees valt van vlees en vis van vis te onderscheiden. Een bordje groente wordt naast de soep geleverd en we kunnen zelf kiezen wat we er wel of niet bij willen doen. Allebei eten we zoveel mogelijk van de soep op. Vooral de zoute bouillon laten we ons welgevallen.

Trouwens de kleefrijst van het ontbijt ’s ochtends is gewoon in een plastic zakje meegegaan achterop de fiets. Toen we ook nog bananen vonden, hebben we er onze eigen creatie van gemaakt. De bananen bij de kleefrijst en dan doorfietsten terwijl het steeds heter wordt, geeft een aardig prakkie. Smullen!

Omdat fietsen de focus heeft, nemen we niet veel op van de omgeving. Het belangrijkste is dat we blijven doortrappen in een aangenaam ritme. Natuurlijk krijgen we wel wat van de omgeving mee. Duidelijk is dat we in een stuk van Laos rijden dat het druk bevolkst is. Er zijn veel mensen en veel dorpen waarvan er meer dan in het zuiden welvarend lijken. Dat lezen wij vooral af aan het feit dat er meer stenen huizen staan met ramen en vers in de verf. Ook zijn er meer dorpen met goedgevulde winkeltjes waar een ijskast staat met luxedrankjes als ice coffee en ice tea.

Met reeds 140 kilometer in de benen zijn de laatste 30 kilometer zwaar. Niet alleen omdat het de laatste kilometers zijn maar ook omdat de weg naar Savannakhet heuvelachtig is, met af en toe een klimmetje. Gelukkig komt dit niet als een verrassing dus maken we er weer het beste van en proberen de route zo op te delen dat het behapbaar blijft. En zo gaan de kilometers voorbij en fietsen we – niet helemaal meer helder uit onze ogen kijkend – Savannakhet in, op zoek naar het hotel met de beste kamers en de beste service, aldus onze reisgids. Op zo’n moment, na een lange fietsdag en moeheid, is het de kunst om de goede sfeer van de dag vast te blijven houden.

Daarin worden we behoorlijk op de proef gesteld want bij het hotel met de beste kamers en de beste service vinden wij de service niet zo best en de kamer al helemaal niet. Onze kamer van afgelopen nacht in Khongsedone (10 dollar) was in het kader van prijs/kwaliteitverhouding beter dan deze kamer (25 dollar). Voor een functionele overnachting zouden we hier zeker slapen maar we hebben zojuist 177 kilometer gereden en ons verheugd op een frisse, gezellige kamer met goed bed en dito badkamer. Een kamer waarin we een heerlijke rustdag kunnen hebben met lekker lezen op bed, verzorging van de huid, benen scheren en dat soort dingen. Het bed is echter een plank met supersynthetische deken en een smoezelige sprei. In de badkamer komt nauwelijks water uit de douche en de gekkopoepjes liggen nog op een randje. Gezelligheid is er al helemaal niet maar goed, als al het andere er wel is dan maken we het zelf wel gezellig. Van deze kamer valt niet veel te maken. Een beetje een tegenvaller dus.

Om te voorkomen dat deze dag een sof wordt, nemen we snel een aantal besluiten. We halen ons geld terug voor nacht 2 in dit hotel, we lopen wat rond in het dorp om te kijken of we misschien iets anders tegen komen, we bespreken met elkaar of we toch morgen naar Thakhek fietsen mits er plek is aldaar in een goed hotel en we gaan op zoek naar eten. We bewegen ons op het randje van een goede/slechte dag wanneer we in eerste instantie geen restaurant kunnen vinden waar we ook westers kunnen eten. Geen rijst of noedels meer voor ons vandaag maar er lijkt niets anders op te zitten. Dan zien we restaurant Chez Boune en kunnen we ons hongerige lijven voeden met pizza en een baguette met (Australische) Goudse kaas. Mmm!

Met eten in onze vermoeide lijven kunnen we ook weer wat helderder denken. Dus vraag ik in het restaurant of ze wellicht een goed hotel weten in de buurt. We krijgen een folder in handen van een luxueus oord met spa, zwembad, jacuzzi, WiFi op nog geen kilometer afstand. Zelfs vanavond zouden we er nog heen gaan maar helaas zitten ze vol. Dan nog een ander “goed” hotel maar bij het zien van de kamer geven we de hoop van een goede kamer in Savannakhet op. Dan maar op zoek naar Internet om te kijken of het goede hotel in Thakhek een kamer vrij heeft voor morgen en overmorgen. We hebben geluk: we zijn zeker van een kamer en op zoek naar een Internetcafé hebben we ook nog eens een winkel gevonden met Nutella, Mentos (onze snoeperij bij afwezigheid van drop) en kleine zakjes M&M’s. Nu we de kamer in Thakhek hebben gereserveerd, betekent dat ook dat we morgen opnieuw een lange dag moeten maken, namelijk één van ongeveer 120 kilometer met een stuk ongeasfalteerd. Maar deze dag sluiten we alvast en toch nog bevredigend af.

Om 6 uur zijn we klaar voor het ontbijt dat bij de prijs van de kamer in zit. We zien nog nergens lichten aan maar worden verwezen naar de receptie. Daar wordt ons verteld dat het ontbijt pas om 7 uur is. We balen als een stekker. Ellu heeft het notabene twee keer gevraagd en twee keer is er ook 6 uur gezegd. We zullen dus weer op zoek moeten naar een voor ons goed ontbijt. Het is duidelijk dat Laos later op gang komt dan Cambodja. In eerste instantie is er nog niets open maar langzaam maar zeker openen zich her en der wat eetstalletjes. Met baguetjes en zie daar het voordeel van het feit dat Savannakhet een stad is! Dat is wat we willen dus bestellen we 4 baguetjes met niets erop en vullen dat zelf aan met smeerkaasjes van La vache qui rit. Afgetopt met verse kokosmelk uit een verse kokosnoot zijn we ook nu weer klaar voor de dag. Wanneer we ook water vinden, zijn we helemaal blij want volgens een beschrijving van de route lijkt het er op dat we vandaag niet al te veel tegen zullen komen.….

Je kunt naar Thakhek via de route langs de Mekong of via hoofdweg 13. De route langs de Mekong is korter maar deels ongeasfalteerd; de hoofdweg is helemaal geasfalteerd, met meer verkeer en 25 kilometer langer. Met de dag van gisteren nog in onze benen besluiten we voor de kortste route. Van de route zou 15 kilometer erg slecht zijn. Met de dag naar Kratie in ons hoofd schatten we in dat het te doen moet zijn. Waar we niet aan denken, is dat de dag voordat we naar Kratie gingen, geen monsterdag was.

Het is een leuke landelijke route waarbij we af en toe vlak langs de Mekong rijden maar vaker niet. Wanneer we landinwaarts gaan, glooit de weg op en neer. Het is nog pas het begin van de fietsdag. Het deert ons nog niet. Ondanks de lange dag gisteren zitten we goed op de fiets. Ook het verkeer raast ons niet voortdurend om de oren maar rustig is het zeker niet en eigenlijk rijden we vooral dorp in en dorp uit. In bijna elk dorp staat de muziek keihard aan en wordt er – ook hard want met microfoon – vals meegezongen. En iedereen lijkt te thuis te zijn. Er wordt voortdurend “hello” geroepen; voortdurend klinkt het “falang, falang” langs de kant van de weg. In eerste instantie reageren we zoals altijd. We zeggen in Lao “hello” terug maar naarmate de dag vordert, wordt het geroep een last. Het lijkt ook steeds meer of men vandaag niet roept maar schreeuwt, niet lacht maar uitlacht.

Tot aan 60 kilometer gaat het goed. We hebben dan al zo’n 12 kilometer ongeasfalteerd gedaan. De weg is niet goed maar ook zeker niet slecht. Omdat het op plekken dik gravel ligt, gaan we alleen wat langzamer. Ook is er geen goed spoor, gaat gravel over in wasbord of kei waardoor ik met Lien Masjien behoorlijk moet navigeren. De stop bij 60 kilometer is een leuke stop want omdat het drukker is langs deze route dan verwacht, kunnen we gewoon een lekkere koude ice tea drinken. En het is gezellig want we ontmoeten twee Engelse heren van in de 70 die vanuit Thakhek komen. Ze zijn een geweldig stel: de één heeft een net geruite overhem aan met lange mouwen dat helemaal van het zweet doordrenkt is; de ander draagt een knickerbocker. Al met al stralen ze het klassieke beeld uit van 2 Engelse heren uit de upperclass maar dan dus woest zwetend en onder het rode stof. Zij vertellen ons ook over de route. De meevaller is dat een gedeelte dat volgens onze beschrijving gravel (wel goede gravel) zou zijn nu geasfalteerd is. Het slechte stuk is nog steeds slecht maar met het vooruitzicht dat we daarna de laatste 40 kilometer op asfalt kunnen fietsen, is een welkom vooruitzicht.

7. Perfect gentlemen

Vooral de laatste 8 kilometer van het ongeasfalteerde gedeelte is zwaar. Het is een grote zandbak en we happen veel stof van (vracht)auto’s die NIET afremmen. De dag van gisteren eist hier zijn tol. Op dit gedeelte ga ik in ieder geval stuk. Mijn nek doet zeer en de spieren in mijn armen branden. Wat ben ik blij wanneer ik het asfalt zie. We stoppen in de schaduw onder een boom en eten als hongerige wolven een papaya, appels en gedroogd fruit. Met onze rug naar de weg toegekeerd, laten we het geroep en het gelach aan ons voorbijgaan. Het gaat even niet meer. Voor zelfbehoud is het nodig dat we ons afsluiten van de buitenwereld en ons langzaam opladen voor de laatste 40 kilometers.

8. Groene rijstvelden & veel stof

Dat zijn hele lange kilometers. Ook nu doen we er alles aan om het behapbaar te houden maar het gaat ons moeilijker af dan gisteren. Niet alleen de spieren in mijn nek en armen branden; mijn billen en andere edele delen schrijnen. Ook Ellu heeft last van haar lijf en een migraine dreigt. De zon is heet maar wellicht niet veel heter dan gisteren. Nu hebben we vooral last van onszelf. Met nog meer dan 20 kilometer te gaan, staat Ellu op het punt te gaan huilen en moet ik me héél hard concentreren om door te blijven gaan. Het liefst zou ik elke kilometer willen stoppen. Het vraagt om een ijzeren wil om ons te houden aan de door onszelf opgelegde discipline om pas na elke 10 te stoppen. Dat lukt ons ook niet helemaal. Met gezamenlijke kracht naderen we Thakek. Vragen we teveel van onszelf? Is dit een goed idee? Nou nee, een goed idee is het duidelijk niet. Achteraf gezien, zou ik kiezen voor de langere route want het slechte ongeasfalteerde stuk heeft mij de das omgedaan. Tot dan gaat het eigenlijk heel erg goed. Goed idee of niet, we hebben er voor gekozen en zitten nu – misschien wel letterlijk – op de blaren.

Met nog wat extra verdwaalde kilometers in Thakhek vinden we eindelijk het hotel. Dat is gelukkig een pareltje met een enorm groot tweepersoonsbed. Wat zullen wij lekker slapen…..