Cobram, woensdag 2 maart 2011

Eenzame fietsers

Tot de dag dat we naar Deniliquin fietsen – afstand 123 kilometer – speelt de wind niet of nauwelijks een rol maar zodra we Hay uitrijden en de bescherming van de huizen achter ons laten, eist de wind meteen de hoofdrol op.

De eerste 15 kilometer lijkt het nog mee te vallen. Maar alleen al het dalende toerental zou een signaal moeten zijn dat de wind steeds harder wordt. Van 20 in Hay gaan we naar 19.5, 18.3 en 17.2. Een tegemoetkomende vrachtwagen doet de meter zelfs tot 15.4 dalen, om wanneer we ons ritme weer enigszins hebben hervonden terug te komen op snelheden rond de 17.2.

Op precies 15 kilometer houden we – volgens afspraak – onze eerste stop. Het gaat prima. Wanneer we opstappen, zeg ik dat het lijkt alsof de wind is toegenomen. We kunnen het ons niet voorstellen maar niets blijkt minder waar te zijn. Ineens krijgen we onze snelheid bijna niet meer boven de 16 km uit. We gaan zelfs meer en meer richting 15 km per uur.

Waar is het hotel?

Ellu geeft aan dat het beter is om te stoppen om de 10 kilometer. Het is een onaangename gedachte want het gaat al een lange dag worden maar hierdoor lijkt het gevoelsmatig nóg langer. Maar ik kan niet anders dan het met haar eens zijn want om de 15 kilometer stoppen, betekent gezien onze gemiddelde snelheid dat we dan een heel uur aan het pezen zijn voordat er een korte pauze komt. En zelfs nog iets langer want op de meter staan ook al snelheden van 14.7 km.

We zwoegen, we hebben het zwaar en kijken uit naar een hotel dat ergens komen gaat. Bij een stop die vanwege een vangrail eerder is dan de geplande 10 kilometer pakken we de kaart erbij. Het hotel komt op 48 kilometer en dat is nog 8 kilometer te gaan. Vol goede moed stappen we weer op de fiets. Het hotel is nog dicht maar dat maakt ons niets uit. Dat we er even uit de wind kunnen zitten, is voor ons al heel wat.

Na het hotel is het 33 kilometer tot de volgende stop bij een general store. We delen de route in stukken in van 11 kilometer. Even zijn er door een gekke knik in de weg 2 kilometer dat we de wind niet erg voelen maar de overige 31 is het hard werken. De wind is nog harder geworden en we zijn blij met topsnelheden van 14 kilometer per uur. Regelmatig gaan we echter ook richting de 12. We kunnen niet anders dan ons er aan over geven. Of we proberen er een lolletje van te maken. Zo lachen we ons suf over de afdalingen die we hebben – we stijgen en dalen af en toe een kleine meter. Ellu zegt me dan dat ik wel de snelheid moet gebruiken om weer te kunnen stijgen. En ik zeg hoe ik geniet van de enorme afdaling. Heel flauw maar zo houden we de moed er wel in.

Stilte

Ook zijn we af en toe helemaal stil. Allebei alleen met onze gedachten, die wisselend gaan over hoe lang we op de fiets zullen zitten bij een bepaalde snelheid, tot het vermenigvuldigen van 14 x 68 (952) of over niets. Zo gaan de kilometers voorbij.

Na het deel van 33 kilometer zijn we bij de general store in Wanganella. Graag gaan we naar binnen, uit de wind en weg van de vliegen. Hoewel de vliegen meevallen omdat de wind er is. Tja! Ellu loopt bijna verwilderd de winkel binnen. Helemaal daas van de wind probeert ze wat te bestellen. Heel coherent is het niet maar met z’n 2-en lukt het om drinken in te slaan, kopen we een grote loempia, een paar aardappelcakejes en een chocoladereep, en verorberen alles alsof we in geen maanden hebben gegeten.

Na Wanganella is de afstand behapbaar. We hebben er 81 kilometer opzitten, na 25 kilometer is er nog een stop en dan is het nog ongeveer 16 naar Deniliquin. Het stuk van 25 kilometer delen we in 3-en, 8 kilometer, 8 kilometer en dan nog 9. Het lijken maar korte afstanden maar met een snelheid van 15 kilometer per uur of minder duren 8 kilometers heel lang. Heel lang. Maar met het vooruitzicht dat de laatste 16 kilometer enigszins van de wind weg is, blijven we doorgaan en als je maar blijft doorgaan ………. kom je er “vanzelf”.

Denilliquin at last

Na bijna 8 uur pure fietstijd (pauze dus niet meegerekend) rijden we de camping bij Deniliquin op. Wat zijn we blij dat we er zijn.

Veel puf om Deniliquin te bekijken, is er niet. We krijgen er een indruk van, een goeie en voor ons is dat meer dan genoeg. Op zoek naar de Chinees worden onze benen zwaarder. Verder lopen willen we niet dus gaan we de “bistro” binnen bij het eerste de beste pub-hotel dat we zien. Anderhalf biertje en een maaltijd verder gaan we terug naar onze tent. We kijken er naar uit om op onze matjes te gaan liggen.

Het is een aangenaam koele, af en toe koude nacht. We liggen heerlijk onder onze slaapzak, dicht tegen elkaar aan. Het is even wennen, maar duidelijk is dat de zomer echt over is. Ook ‘s morgens is het nog fris, ondanks dat het zonnetje lekker schijnt. We starten het fietsen zelfs met onze fleece-jassen aan en doen die pas in de middag weer uit. De wind die uit het zuiden komt, brengt behoorlijke koude lucht met zich mee en aangezien we ‘m ook vandaag weer tegen hebben, is fietsen met jas het prettigst. In de ochtenduren zoeken we in plaats van de schaduw juist de zon op tijdens onze stops. De verandering komt vrij plotseling. Voor allebei is het dan ook best even wennen.

Het meeste wennen moeten we aan de wind. Niet alleen omdat we door de wind, die we ook deze dag weer tegen hebben, harder moeten werken maar ook omdat het betekent dat we voortdurend het geraas van de wind om ons heen hebben. Behoorlijk vermoeiend.

Violet Town, donderdag 3 maart 2011

Verandering van plan

Mede door de wind hebben we de route nog eens nader bekeken. En anders ingedeeld. Met vriendelijke ogen hebben we naar onszelf gekeken: we hoeven niet meer persé vroeg op te staan (want heet is het niet meer) en dagen van boven de 100 met tegenwind én klimmen hoeven we gezien de tijd die we nog hebben niet te doen. Nu komen we één dag later dan gepland aan in Wilson’s Promontory en dan hebben we één dag minder in de auto. En aangezien we fietsen toch leuker vinden……..

Zo fietsen we op ons gemak – na eerste een bak koffie – weg uit Cobram. Omdat in dit gebied ontzettend veel landwegen zijn, is het een hele rustige route over deels onverharde maar goede wegen. Het is agrarisch gebied maar erg aangenaam vertoeven, vooral omdat we vrijwel geen verkeer om ons heen hebben.

Weer is er wind, tegenwind, maar allebei hebben we daar de eerste 40 kilometer tot aan een stop geen last van. Zo hard tegen is ie nou ook weer niet. Maar wanneer we weer opstappen, is de wind inmiddels weer toegenomen. En de eerste kleine heuveltjes komen ook weer om de hoek kijken. Het is allemaal niet dramatisch maar moeizaam gaat het allemaal wel.

On top again

In de buurt van een volgende stop, bij het gehucht Dookie, klimmen we voor het eerst weer sinds lange tijd boven de 200 meter uit. Op de “top” worden we blij verrast met een mooi uitzicht: we kunnen de hele reeks Australische alpen zien liggen. Hemelsbreed is de afstand waarschijnlijk ook maar zo’n kilometer of 50. We zien zelfs waar Hotham Heights ongeveer moet zijn. Parallel aan de alpen fietsen we de laatste 27 kilometer naar Violet Town.

Minder agrarisch, meer bosrijk, heel licht glooiend fietsen we door. De stops worden vaker. Allebei hebben we enorme moeite met de tegenwind. In de laatste 10 kilometer lijkt het wel alsof onze benen niet meer verder willen. Beter gezegd: of wij niet meer verder willen. Gelukkig hebben we afleiding: een waarschuwingsbord met een koala geeft aan dat er hier koala’s zouden moeten zijn. Al koala-spottend rijden we zo Violet Town binnen. 90 kilometer op de teller; 90 zware kilometers.

Onvriendelijkheid troef (in Violet Town)

In eerste instantie voelen we ons niet welkom in Violet Town. We begroeten bij het naar binnen rijden een aantal mensen, maar die groeten niet terug, bij de benzinepomp vraagt Ellu naar de camping en ze krijgt nauwelijks een antwoord en bij de camping is niemand maar staat wel op een A4 dat kamperen (met een tentje dus) niet mogelijk is. Gelukkig is de vrouw van het hotel-motel wel aardig. Ook worden we door de cassière vriendelijk behandeld. Na een kort praatje geeft ze ons een koelkastmagneet van Violet Town. Dat kunnen we waarderen.

Waren we eerdere keren in Australië juist zo te spreken over de vriendelijkheid van de Ozzies; deze keer vinden we het soms behoorlijk tegenvallen. We hebben regelmatig het gevoel dat we argwanend worden bekeken, of dat we juist helemaal niet worden bekeken. Zo hebben we nu al meerdere keren meegemaakt dat we ergens iets bestellen en dat we gedurende het hele proces niet één keer worden aangekeken. Of we zeggen iets tegen iemand en krijgen totaal geen respons terug. Heel vreemd vinden we dat. Soms voelen we ons buitenstaanders, vreemdelingen, ook al doen we moeite om contact te maken.

Daar tegenover staat dat we ook heel hartelijk worden ontvangen, dat mensen helemaal vrolijk van ons worden. En ook complimenten geven over of hoe we fit we wel niet zijn of hoe mooi onze fiets wel niet is. Maar wat blijft, is dat we de eerste twee keer in Australië nauwelijks hebben ervaren dat we onwelkom zijn.

Alexandra, vrijdag 4 maart 2011

We hebben vakantie

Het voelt enorm als vakantie want ook vandaag worden we pas door de wekker wakker om zeven uur. Dat we de wekker aan hebben staan, is niet omdat we op moeten staan maar omdat 9 uur slapen meer dan genoeg is. We voelen ons niet gehaast, ontbijten rustig en drinken voor vertrek nog een cappuccino bij het enige café in Violet Town. Ergens tussen half 9 en 9 uur zitten we op de fiets, klaar voor de Strathbogie Ranges, de eerste serieuze heuvels sinds een dikke week.

Het is de eerste 50 kilometer lang een heerlijke route. Beschermd door de bomen klimmen we gestaag langs omringende heuvels, die als mooie ronde borsten, of billen – het is maar waar je van houdt – in het landschap liggen. We klimmen naar de Strathbogie Tablelands, een soort van plateau dat ligt tussen de 500 en 635 meter hoogte. Terwijl we klimmen, kijken we terug: we zien in de verte de Australische alpen liggen én het vlakke land, waar we vandaan komen. Met de wetenschap dat we nog veel zuiderwind zullen hebben, zijn we er niet rouwig om dat we die vlakte nu achter ons laten. Hier tussen de heuvels en tussen de bomen zijn we in ieder geval enigszins van de wind beschermd.

Hoppertjes in bocht 86 (of was het 56?)

In Strathbogie laat de vrouw van de general store-café ons weten welke weg we moeten nemen naar Merton. We zijn blij met haar informatie want de weg met 99 bochten ligt prachtig. Het is een wat ruiger deel van de route, mede omdat hier maar weinig mensen wonen. Met meer bos om ons heen en minder gladde heuvels rijden we over de smalle gravelweg door een haag van vlinders. We hebben ‘s ochtends al één eenzame kangoeroe en één echidna gezien maar zijn hongerig naar meer. En ja hoor, vanuit het niets hoppen daar 3 kangoeroes van links naar rechts de weg over. De laatste kangoeroe is enorm. Zo’n grote hebben we in het wild nog niet gezien. Zeker een half uur lang kunnen we er maar niet over op houden: hoe mooi ze zijn, hoe groot ze kunnen worden en wat een enorme sprongen ze kunnen maken.

Het maakt onze dag en ook al zijn de laatste 30 kilometer naar Alexandra niet heel bijzonder en zelfs op bepaalde punten best druk met verkeer; het geeft niet. We zijn bezig met een heerlijke fietsdag. Een fietsdag waarvan we optimaal genieten.

Warragul, zondag 6 maart 2011

Van hoogtepunten…

De dag dat we fietsen van Alexandra naar Warburton via de Acheron Highway is er één van grote hoogtepunten én dieptepunten. Het letterlijke hoogtepunt van de dag ligt rond 800 meter op de Acheron Highway. Maar niet het bereiken van de top is wat in ons geheugen gegrift zal staan. Dat gaat namelijk allemaal heel geleidelijk en heel gestaag. Wat ons vooral bij zal blijven, is de weg zelf: omdat de weg maar 3 meter breed is en er nauwelijks verkeer is, lijkt het alsof we fietsen op ons privé-fietspad diep door het woud heen. We zijn omgeven door immens grote gum trees (eucalyptusbomen) waar schillen van bast aan de boomstam kleven en hetgeen al “gepeld” is op de aardbodem ligt. Omdat het zonlicht sinds de enorme bosbranden in 2009 die het bos hebben uitgedund, de bodem kan bereiken, is het rondom de onderkant van de bomen heel groen. Grote varens staan om de gum trees heen. Varens van misschien wel 2 meter hoog maar die nietig zijn in vergelijking met de reuze gum trees die dit woud bepalen. Omdat we gestaag klimmen en onze snelheid daardoor niet heel hoog ligt, kunnen we er volop van genieten. Ellu bestempelt het ter plekke als de mooiste weg die we deze ronde in Australië hebben gereden. Voor mij is het, na de Bylong Valley way een hele mooie tweede.

Ook de route ervoor naar Marysville is prachtig. Hoewel we niet op grote hoogte zitten, doet het landschap heel erg Alpen aan: licht groene weides met koeien tegen donkergroen bebosde heuvels aan met af en een toe een kabbelend beekje.

naar dieptepunt…

Maar dieptepunten zijn er ook. Het is een dag met een paar off-roadwegen waar we normaal gesproken enorm van zouden genieten, maar vandaag zijn ze alleen maar tot last. Een last vanwege het eerste dieptepunt: het scheef trekken van het wiel op een steile stuk. In Marysville gaan we via een achterweg het dorp uit. Eén stuk daarvan is zó steil dat ons achterwiel het niet trekt en dus staan we stil. Alles moet van de fiets af, de fiets moet op z’n kop, het wiel moet recht gezet en dan moet alles weer terug op de fiets. Het is een irritant klusje maar wel noodzakelijk want anders komen we niet meer vooruit.

Maar omdat de weg zó steil is, kunnen we niet vanuit de laagste stand opstappen én vertrekken. Dan moeten we zoveel kracht zetten en dat betekent dat het wiel weer zal scheef trekken. Het enige dat we kunnen doen, is de heuvel verder op lopen naar een redelijk recht stuk. Onze kuiten doen zeer wanneer we 300 meter verder boven op de heuvel staan. Daar kunnen we eindelijk weer opstappen maar inmiddels is het geen teerweg meer maar gravel en bij het volgende steile stuk voelen we ons achterwiel steeds wegglijden en ja hoor, het wiel trekt weer scheef.

Een tijdje gaat het goed maar dan komt de volgende off-roadweg. Wanneer we al een afdaling (zonder problemen) hebben gehad, krijgen we zicht op wat er komen gaat: wat we steil zijn afgedaald, gaat ietsjes verder net zó steil weer omhoog. Het is “maar” 12% maar met de enorme hoeveelheid steentjes trekt het achterwiel ook dit niet. Weer hebben we een scheeftrekker. En na het rechtzetten van het wiel even later weer.

en dieptepunt

Dat veroorzaakt het volgende dieptepunt. Omdat ik boos word van dit gedoe wordt Ellu boos op mij. Voordat we het weten hebben we ruzie. Stilzwijgend dan wat zonder een woord tegen elkaar te zeggen – behalve het broodnodige – lopen we de steile stukken met de loodzware fiets naar boven en dalen we af op de fiets. Na zeker 4 kilometer waarvan we een groot deel dus de fiets heuvel op hebben geduwd, zien we de asfaltweg weer. Vlak voordat we er op gaan, maken we het weer goed maar heel gezellig met elkaar hebben we het die dag niet echt meer. Gelukkig hebben we geen scheeftrekker meer.

Om half 6 komen we in Warburton aan. Alles bij elkaar was het een vermoeiende dag. En na de lange afdaling heb ik het koud, enorm koud. Graag zou ik nu in een warme kamer zitten maar we hebben geen keuze dus wordt het ook vandaag de tent. Van Ellu krijg ik 3 muntjes mee voor de douche en alle drie gebruik ik ze op. Pas na de douche voel ik me weer mens. Pas bij ons avondeten, bij een leuk restaurantje met heerlijk – gezond – eten voelen we ons weer goed bij elkaar. En slapen we heerlijk in de tent, in een nacht die gelukkig niet zo koud is als de nacht ervoor.

En morgen gezond weer op

Voor de tent eten we onze ontbijtboterhammetjes en drinken we onze thee. Dat het vandaag een warme dag gaat worden, is al wel duidelijk. Onze handen en voeten voelen niet zo koud aan als de dagen ervoor. Kou heeft voordelen (ik slaap nu bv. redelijk goed in de tent) maar voordat we terug gaan naar een nog kouder Nederland vinden we het toch wel fijn als het zonnetje nog zou schijnen én de wind niet zo ijzig koud zou zijn.

Via de rail trail – een hele handige en goede tip van de eigenaar van het restaurant – rijden we naar Yarra Junction. We zijn er zo blij mee omdat we merken dat we dichter in de buurt van Melbourne komen én omdat het weekend is. Weekend is gelijk aan veel dagjesmensen en motorrijders op de wegen. Maar op de rail trail hebben we daar helemaal geen last van. Helaas zijn we in een mum van tijd in Yarra Junction.

Motoren met herrie, en scheeftrekkers

De eerste 40 kilometer richting Warragul gaan wederom over een mooie weg door een mooi bos. Waar we last van hebben, zijn de motors met enorme knalpijpen. Wat een herrie maken ze en af en toe is dat bijvoorbeeld met een klimmetje best storend. De herrie van hun motors is zo indringend dat je er – ok, enigszins overdreven – lichamelijk onwel van wordt. Wat er gebeurt is, dat het lijkt alsof er een enorme vrachtwagen aankomt. Dat het dan een motor is, lijkt het brein niet te kunnen behappen want je bent lichamelijk en geestelijk ingesteld op iets anders.

Waar we ook last van hebben, is ………………… een wiel dat scheef trekt. Omdat het gebeurt op een asfaltweg op een stuk van ongeveer 12% denken we allebei dat na vandaag ons fietsavontuur afgelopen is. Want als we zelfs niet meer kunnen stijgen op asfalt, terwijl er nog behoorlijk wat heuvels aankomen de komende dagen dan houdt het zo’n beetje op. Maar door te fietsen met beleid en concentratie op de steile stukken lukt het ons een scheeftrekker te voorkomen. Het achterwiel kan 15% stijging aan maar het moet niet te plotseling zijn zodat we niet in één keer volledig kracht moeten zetten. We redden het zo naar Warragul.

Leongatha, maandag 7 maart 2011

Relaxte dag naar Leongatha

Bij de Woollies halen we een flesje wijn, lekker brood, olijven en tabouleh. Met onze lekkere dingen settelen we ons in onze cabin. Wanneer de avond valt, merken we dat het ondanks het heerlijke weer vandaag, al weer behoorlijk afgekoeld is. De airconditioning hebben we niet meer nodig en met de ramen open (muggengaas ervoor!) stroomt er koele verfrissende lucht de enigszins muffe cabin binnen. Het is behaaglijk en knus.

Op het programma vandaag staat een dag van 48 kilometer naar Leongatha. De enige grote plaats waar we nog uitgebreid boodschappen kunnen doen alvorens we naar Wilsons Prom gaan. Een plaats waar we stoppen omdat we geen idee hebben of we in de kleine plaatsjes op weg naar de Prom kunnen slapen of niet. De kilometerverdeling is daardoor wel een beetje scheef (morgen 90 kilometer naar Tidal River) maar een korte dag is ook wel weer eens lekker. Na Hay – 8 dagen geleden – hebben we namelijk geen rustdag meer gehad terwijl we wel hard hebben moeten werken.

Warragul ligt omgeven door heuvels zoals zo’n beetje alle plaatsen/dorpen hier omgeven zijn door heuvels. Eigenlijk is het één en al heuvel maar niets hoger dan 375 meter. Voor en naast ons althans want terug richting het noorden liggen de hogere heuvels en bergen. Het is in deze omgeving minder ruig. Elke heuvel lijkt onderdeel te zijn van een boerderij want voortdurend zien we koeien om ons heen. Heel soms rijden we door een staatsbos van enkele kilometers. Er is minder natuur, er zijn meer mensen, meer huizen en meer verkeer maar nog steeds valt het mee. Dat heeft natuurlijk ook te maken met de wegen die wij kiezen. Meer mensen, meer verkeer betekent ook meer wegen om het verkeer over te verdelen. Onze voorkeur gaat uit naar landelijke wegen waar dat kan.

Ook naar Leongatha lukt het ons om een tussendoorweg te vinden. Van de ook al niet hele drukke C-weg slaan we af naar een gravelweg die ons via een steile afdaling naar een vallei brengt, die volledig verborgen van de rest van de omgeving ligt. En er wonen nog mensen ook. Twee auto’s passeren ons maar voor de rest hebben we de weg volledig voor onszelf.

Zelfs met scheeftrekker

Na een laatste geleidelijke klim, de vallei uit koersen we richting Leongatha. Daar slaan we af, de verkeerde straat in. De straat gaat namelijk recht omhoog. En ook al hebben we vandaag steile heuvels met én zonder gravel gehad, dit trekt het wiel niet. Midden op de heuvel staan we weer stil met een scheeftrekker. Maar ach, het motel ligt in de buurt, het is prachtig mooi weer. En ach, we horen dat we morgen voor een groot deel over een rail trail kunnen gaan. Die ene scheeftrekker heeft geen invloed op ons humeur. We zijn in Leongatha en morgen gaan we eindelijk naar Wilsons Promontory. The Prom, zoals ze hier liefkozend wordt genoemd, waar we nu voor de derde keer heen gaan. Wat een heerlijk vooruitzicht.

Tidal River, dinsdag 8 maart 2011

Een goede voorbereiding is het halve werk

Omdat we een dag boven de 90 kilometer fietsen, besluiten we dat we uiterlijk half 8 op de fiets willen zitten. Het is niet alleen de afstand die bepalend is maar ook de wetenschap dat we voortdurend op en neer zullen gaan. En dat er zo’n 10 kilometer voor Tidal River, de eindbestemming, nog een klim zal zijn. Een klim die in onze herinnering behoorlijk zwaar was. In onze herinnering was de hele route naar Tidal River best een pittige. En toen was het nog een kortere afstand (60 kilomter) ook omdat we uit de richting van Foster kwamen.

De eerste 37 kilometer – met een onderbreking van 3 kilometer op de “snelweg” zijn we helemaal gelukkig op de rail trail. De “snelweg” is best druk terwijl we op de rail trail vrijwel niemand tegen komen. Alweer een weg die we de meeste tijd helemaal voor onszelf hebben. Ideaal. Zo fietsen we de kilometers lekker weg. Er is geen zon, af en toe regent het zelfs, maar gelukkig blijft de regen beperkt en is het – bewolkt – heerlijk fietsweer.

In Fish Creek verlaten we de rail trail en gaan we richting the Prom. We hebben er zo’n zin in en dat alleen al drijft ons vooruit. En de route is ook deze keer mooi. Anders maar toch hetzelfde. Anders omdat het nu zo groen is en omdat er hele stukken zijn met dode struiken vanwege de verwoestende bosbranden in 2009. Maar de herkenning is ook groot. Zo herkennen we het stuk waar we de eerste keer een grote groep kangoeroes zagen zitten. Deze keer zit er op die plek geen enkele kangoeroe. Maar een stukje verderop zien we gelukkig nog wel een eenzame grote in het hoge gras zitten.

We zijn duidelijk geen watjes meer

Het klimmen begint en het klimmen valt mee. Onze grote zorg blijft het achterwiel maar ook het wiel geeft ons tijdens het klimmen geen enkel probleem. Wanneer we de grote heuvel over zijn gestoken, hebben we zee aan onze rechterhand, en zien we het uitgestrekte punt van de Prom in de verte liggen. Het sombere dreigende weer heeft de overhand maar toch worden sommige stukken opgelicht door de zon. Ruig landschap, donkere wolken maar toch ook streepjes goudgeel strand en blauwe zee. Mooi!

The Prom, here we come

Tidal River lijkt groter dan destijds maar we weten het niet goed meer. Ook omdat we er toen in juni waren, buiten het seizoen (in de winter). Heel veel andere kampeerders waren er toen niet. Nu zijn er aardig wat mensen maar omdat het kampeergebied zo groot is, heb je nog steeds behoorlijk de ruimte. In het hoogseizoen, rond feestdagen en lange weekenden is het hier helemaal vol. Een jaar van tevoren moet je jezelf al op de lijst zetten. En dan nog moet je hopen dat jouw nummer uit de grote hoed tevoorschijn komt. Ellu en ik moeten er niet aan denken om in the Prom te zijn tijdens die drukte. Reken maar uit: 480 kampeerplaatsen x gemiddeld 4 personen en dan ook nog de mensen in de cabins. Als sardientjes lijkt me zo…………

Rond half 7 gaan we er op uit om wombats te spotten. De eerste keer dat we hier verbleven, hebben we ze gezien toen het nog licht was maar deze keer komen ze niet tevoorschijn. Even denken we dat de kans er is dat we GEEN wombats gaan zien maar ‘s avonds is het zo ver. Om de tent horen we het gegraas – heel schattig – en wanneer we ze vanuit de tent bekijken, gaan ze ongestoord door.

Wombat eet brood (in fietstas)

Maar ons mooiste wombatmoment ligt eerder op de avond. Door onze buren – Chris en Christine – zijn we uitgenodigd om een wijntje te komen drinken. Plotseling zien we licht van een zaklantaarn bij onze tent. Onze andere buren zijn bij onze tent. Ze schijnen op een wombat die er met één van onze fietstassen vandoor gaat. De tas heeft hij uit de tent gerukt omdat hij het brood heeft geroken waarvan Ellu dacht dat het wel veilig voor wombats zou zijn. Gelukkig dat de buren de wombat zien en gelukkig ook dat het ze lukt om de wombat te verjagen zonder dat hij onze tas meeneemt. Ellu en ik vinden het een geweldige ervaring want het beeld van een wombat met onze fietstas in zijn bek zullen we niet zo snel vergeten. En dat ie dan ook nog in onze tent is geweest. Te schattig. Natuurlijk zijn we wel blij dat de wombat zich niet de tent heeft in geknaagd én dat hij nog niet de kans had om onze tas kapot te maken.

We slapen de eerste nacht in de Prom niet alleen goed door de schattige wombats om onze tent; ook de drie wijntjes die we hebben genuttigd bij de buren hakken er enorm in. Uiteindelijk liggen we rond 11 uur in bed na een hele gezellige avond met Chris en Christine, en Luana & Mathew, de redders van onze fietstas.

Inverloch, donderdag 10 maart 2011

Op onze welverdiende en nodige rustdag slapen we uit. Ellu leest nog wat in de tent maar ik doe mijn ogen pas om half 9 definitief open. Het is heerlijk om zo wakker te worden. Zo, zonder iets te hoeven. Bij het café eten we een uitgebreid Aussie ontbijt en nemen ook daar de tijd voor. Daarna doen we een wandeling van een kilometer of 5, rusten weer wat uit bij het café en gaan nog even naar het strand alvorens terug te gaan naar de tent. Daar pakt Ellu haar e-book en ik ga in de tent om een dutje te doen.

Oom en filmer op bezoek

Ik lig nog geen tien minuten of we hebben ons verwachtte bezoek: ome Gert is er. Hij komt speciaal naar the Prom om ons daar te filmen voor een tv-programma voor de lokale tv van Melbourne en Geelong. Leuk! Graag sta ik voor ome Gert op en met z’n 3-en hebben we een gezellige middag en avond. Ook al druppelt het zo af en toe; onverstoord gaan we door met kletsen over van alles en nog wat. Ondertussen worden we voorzien van alle lekkernijen die tante Joke voor ome Gert en voor ons in de eski (koelbox) heeft gedaan. Aan het eind van de middag gaan er een paar worstjes op de BBQ. Beschermd tegen de regen peuzelen we de worstjes op onder de achterklep van het busje van ome Gert.

Het zijn de muggen die rond 9 uur ons onze tent en ome Gert zijn bus in jagen. Maar niet alvorens nog te genieten van de wombats die over het terrein struinen en achter elkaar graspolletjes uit de grond trekken. Op een meter afstand kunnen we ze bewonderen; ze trekken zich geen ene moer van ons aan. De neiging is er om deze levende knuffeldieren achter de oren te willen kriebelen. Het is een neiging die we met moeite kunnen weerstaan.

Gedurende de nacht is het afgelopen met zachtjes regenen. Uren lang komt het gestaag de hemel uit. Ellu en ik slapen in verband met de ontwerpfout in de tent niet heel goed. We zijn bang dat de tent onder het gewicht van het water dat zich op de tent in kuilen verzamelt, zal instorten dus om de zoveel tijd duwen we het water van de tent af. Het wordt zo een onrustige nacht. Ondanks dat staan we vrolijk op. Ome Gert gaat ons filmen tijdens het fietsen. Steeds zullen we hem op bepaalde plekken tegen komen. We vinden het hartstikke leuk maar daarnaast fietsen we ook nog eens enorm lekker. Voordat we het weten zijn we terug in Fish Creek en zeggen we ome Gert gedag. Samen met tante Joke komt hij ons morgen weer filmen op Philip Island; wij gaan vandaag door naar Inverloch. Ook zonder een filmende ome Gert gaat het fietsen enorm goed. Het is de rustdag die ons weer nieuwe energie heeft gegeven. En het is de wetenschap dat vandaag onze laatste lange fietsdag in Australië is. We willen er alles uit halen wat er maar in zit. Volledig tevreden na deze heerlijke dag trekken we in Inverloch een motelletje in. Morgen naar Cowes op Philip Island.

Melbourne, donderdag 17 maart 2011

Philip Island

Voor het eerst hebben we een stevig windje in de rug. Voordat we het weten, zijn we dan ook bij de afslag naar Philip Island. Daar wachten we op ome Gert en tante Joke, die ons ook vandaag weer graag willen filmen. Van het filmen komt vanwege het drukke verkeer niet heel veel. Niet erg want zo is er meer tijd om uitgebreid met elkaar te kletsen. Vlak voor de brug naar het eiland picknicken we met koffie en lekkernijen. Dan gaan ome Gert en tante Joke weer naar huis en wij fietsen door naar Cowes.

Daar vinden we met moeite een camping. Het is een camping met veel vaste plaatsen en hij is vrij donker. Het is niet wat we ons allebei hadden voorgesteld van onze laatste dag in de tent. Ook Cowes zelf valt ons enigszins tegen. Maar goed, we moeten het er mee doen, en uiteindelijk zitten we ‘s avonds toch nog een paar uur aangenaam in de schaduw bij onze tent.

De volgende ochtend hebben we alle tijd van de wereld want de pont gaat pas om half 1. Omdat we de dag ervoor hebben gehoord dat de boot soms eerder vertrekt, zorgen we wel dat we er op tijd zijn. Maar in plaats van te vroeg is de boot een dik half uur te laat. Ondertussen staan we te bakken op de schaduwloze pier. Wanneer we dan eindelijk vertrekken en uit de zon kunnen zitten, worden we binnen op de boot belaagd door enorm grote muggen. We zijn blij wanneer we bij Stony Point aankomen.

Zon & muggen zijn echter al weer snel vergeten want ome Gert & tante Joke staan op ons te wachten. Op het stuk naar hun huis zal ome Gert nog wat opnames maken. Met een lunchstop tussendoor zijn we rond 4 uur in Somerville. Er staat 24 kilometer op de teller, en we zijn er nog moe van ook!

Familiebezoek

De dagen bij ome Gert & tante Joke zijn gezellig. Op zondag komen hun kinderen en aanhang langs voor een bbq. Op maandag doen we een trip over de Mornington Peninsula. Maar centraal staat vooral dat we het goed met elkaar hebben, en dat we meer dan voldoende lekkere dingen te eten krijgen 🙂

Op dinsdagochtend fietsen we van Somerville naar Melbourne city center. Samen met ome Gert en zijn Melway (stratenboek) heb ik een route uitgestippeld over met name fietspaden. Van de bijna 65 kilometer rijden we zeker 55 kilometer op een fietspad, het laatste stuk voortdurend langs de baai. Pas op 100 meter afstand van ons hotel dat op de hoek van twee drukke straten in het centrum ligt, moeten we voor het eerst sinds lange tijd weer rekening houden met gemotoriseerd verkeer. We kunnen het bijna niet geloven dat het mogelijk is en hoe makkelijk het is om op deze manier de stad in te fietsen.

Nadat de fiets in het hotel een plekje heeft gevonden, wij zelf gesetteld zijn in onze kamer en fris en fruitig de douche uitkomen, gaan we Melbourne verkennen. Overal waar we kijken zijn restaurants en cafés. Er heerst een gezellige drukte op de straten. We gaan ons hier de komende dagen wel vermaken. Een goed einde van een heerlijke reis. Eén die we eindigen in stijl: ook naar het vliegveld fietsen we de stad over fietspaden uit. Het kan niet beter.

We kijken er naar uit om iedereen weer te zien. We kijken er vooral naar uit om onze Listoman weer te zien, die een heerlijke tijd heeft gehad bij Suzan & Werner en zijn beste vriend Max. En die nu nog geniet van de laatste dagen bij de familie Tenback (waar hij waarschijnlijk lekkere boterhammetjes van de borden van de kinderen pikt).